verdiende, voegde die toe: Gy hebt groote ervarentheyt mijn Heer, vermits naeulijckx een Siecken over u klaegt, want gy verlost haer zeer haest van 't Leven. Men vraegde Trophilus, wat een perfect Docter behoorde te weten: Het mogelijck van het onmogelijck te onderscheyden, antwoorden hy. Den Keyzer Tiberius oordeelden, dat het belachlijck was, dat Luyden van 60. Jaeren de Medicijnen gebruyckten: Vermits op so hoogen Ouderdom yder voor sich wel genoegh hoorden gheleert te hebben hoedanig hy na sijn eygenschap most leven en onthouden: En dat men met het uytsteken van de Hant na den Docter om de Pols te laten voelen maer alleen betoonde een subjectie en overgevinge, van of sijn eygen onverstant, of d'overgeving des Leven. Diogenes een van dese nieuwe Doctoren siende, die te vooren een Scherm-meester was geweest, tog van grove Harssenen, seyde tot hem: Vrient, die geene die gy te vooren verwierp, sult gy die nu oock verwerpen? En als voor heen ter Aerde smijten die noch met u en u wetenschap kampen? Ick vreeze ja, en noch verder, dat is in het Graf. Daer om noemde Nicocles de Medicijnen Heeren, die groote macht hadden, want wat misdaet zy begingen, selfs als sy, ghelijck dickmael gebeurden, yemant Doode, zy bleven niet alleen ongestraft, maer men bedanckte hun, en men gaf haer noch Gelt toe.