den, achter eenige Trommel-slagers, die gedurigh sloegen: Om dat hy hebbende veel quaets van hem hooren zeggen: Hadde geantwoort: Wat van der Aerde is, spreeckt Aerts. En hy dorfde oock als hem Paus Innocentius Legaet over sekere bemiddelingh had geschreven, weder antwoorden: Dat hy was een volkomen Sot.
Een geleerde Vrou uyt haren Huyse gaende, beval haer Man die by't vuyr sat en las, toe te sien, dattet over-hangende Gort niet en quam over te loopen: Een Student daer by sittende, en siende dattet op quam, vraegde hy den Man of hy 'tDecksel wilde af nemen? Neen seyde die, mijn Vrous ghebodt streckt niet vorder als toe te sien: en dat doen ick.
Een ghesel spreeckende van de ellende der Mans, en de boos heydt veeler Wijven, seyde: Als Iob van den Duyvel gheplaegt wiert, die hem alles benam, en verderf wat hy hadde, toen liet hy hem alleen over zijn quaet Wijf, om hem noch meer door de selve te tempteren. In Hollant seyt men: De quade Wijven, zijn 't Vagevier der Mannen.