Haerlemsche eerlycke uren, bestaende in korte sin-spreucken, kloecke antwoorden, en vreemde bejegheninghen
(1661-1663)–Anoniem Haerlemsche eerlycke uren, bestaende in korte sin-spreucken, kloecke antwoorden, en vreemde bejegheninghen– Auteursrechtvrij
[pagina 147]
| |
Hy was zijn woort gedachtigh,
Zijn Mont, zijn gront eendrachtigh:
Een Vorst van goet exempel.
Zijn woort vast als een stempel,
Zijn innerlijck gemoed, was vroom en onversaecht;
Wie had doch so een Prins hier uyttet Velt gejaecht?
Hy antwoorde eens seer vermakelijck aen een die hem vraeghde, doen hy een Clooster dede Timmeren, wat dat Gebou wesen soude: Seggende, Het sal een Gevangenhuys zijn voor Teljoor-leckers, Hoere-waerden, Overspeelders, Ja-broers en diergelijcke. Hy seyde dickmael, dat hy liever wilde een Vercken-Harder zyn, dan een Vorstendom met on-recht besitten. En noch, Datse on-bequaem waren andere te regeeren, die hun selfs niet en konden regeeren. |
|