Als wy te kort schieten, roeptmen de Voor-Ouders te hulp.
TWee Vrienden 'tsamen zijnde, d'een een Grieck, en d'ander een Fransman, seyde den Grieck, tegens wie meynt ghy datje spreeckt? oft en weet ghy niet dat ick van die Natie ben, uyt dewelcke alle wetenschappen en deugden gegaen sijn; Den Fransman met dese Pocherije lachende, antwoorde: Gy hebt reden om te seggen, datse van u l. gegaen zijn, want teghen-