Als 'tgemoet geraeckt is, valt den Man.
HErtogh Erick van Bruynswijck, had een Ouden trouwe Dienaer, die langhe op een Officie, echter tevergeefs, hadde gewacht, werdende t'elckens met woorden en wat Spijse afgewesen: Dit hem verdrietende, soo quam hy juyst op die tijt in 't Hof als den Hertogh Misse hoorde: Hy stelt hem dicht nevens desselfs zijde. Als nu den Hertog onder den dienst sijn hant ор zijn borst slоеgh: En seyde, О! Godt weest my sondaer genadigh; Toen sprack desen Dienaer, en seyde: Niet hem Heere, maer weest mijn genadich, want ick hebt beter van noode, hy heeft my langh veel belooft, maer heeft mijn geen woort gehouden, daer om, Heere, en geeft hem niets. Dit nam Hertogh Erick so hoogh ter herten, dat hy noch dien selfden dagh, dese ouden Knaep sо wel begiftichden, dat hy sijn leven lang geen klagen en hadde.