Isocrat. Imprudentes homines bonum manibus
Tenentes non agnoscunt antequaem amittant.
EEn voornaem Koopman tot Antwerpen na dat hy geweldigh gekoopmanschapt hadde, bevont sich op 't einde ten achteren: Sulcks dat hy syn Goethebbers die hem daghelicks quamen maenen, niet langher en wist uit te stellen, waer door hy buiten geloof en hoopeloos gheworden sijnde, vermidts hy gheen herstellen aen syn verloop en sach, soo bedacht hy hem, en nam voor den geenen plaets te maken die gheluckigher als hy waren: Doch alvoor hy dus syn Vaderlandt gesint was te verlaten, so noden hy al syn Goethebbers tot zijnen huise, die hy daer magnificq en seer wel tracteerden: Als nu 't laetste gerecht op Tafel quam, seide hy: Mijn Heeren maeckt