Waer om Jonge Luyden onwijs zijn.
ARistoteles segt dat de Jonge menschen niet en konnen wijs zijn, om dat wijsheyt door ervarentheyd, en ervarentheydt door de tijt verkregen wert: Also volgt dan, waer de wijsheyd door onervarenheyt ongeacht sy, oock 't geluck zelden wil volgen. Elders segt hy, de Jongelingen sijn simpel, lieffelijck of wreedt, om dat zy noch gheen kennis, noch ondervindingh van des menschen ellende, quaetheyt en ongetrouheydt hebben: Hier over spreeckt Petrus d'Apostel door goddelijck ingeven den Jongelingen aldus aen: Adolescentes subditi estote senioribus.