Ydele sorgh geeft geen vernoegen.
KEyser Rudolf toen hy voor Byzants in het Bourgondise Leger soude vallen, en zijne Hopmannen dede weten, datse 's morghens tot den Strijt mosten vaerdigh staen: Zeyde een van hun tot hem: Genadige Heer, als wy nu al boven leggen, waer sullen wy levens middelen vinden? Desen antwoorde hy: Mijn Krijgsman gy draegt een onnutte sorgh, als wy boven leggen, sullen wy hare Spijs gebruycken: Leggen wy onder, en leven wy dan noch, so moeten zy ons die ghevangen sijn, de kost gheven. De selve Keyser ghevraegt, hoe het quam dat geern Menschen eenighe Konsten by der handt namen, als daerse op geleert, en goet begrip van hadden, d'andere Konsten lieten sy als onkundig, voor andere: Dat, nochtans daer het Regheeren de grootste Konst van allen is, by niemant wort geweygert, maer elck die maer kan, wil op 'tKussen? Hier op antwoorde den Keyser: Dats gheen wonder; Want die selfs segghen datse onbequaem om te Regheeren sijn, houtmen voor Gecken en Narren, en niemand