't Haeghse lapmantje, met het Amsterdamse vodde-wijfje
(na 1665)–Anoniem Haeghse lapmantje, met het Amsterdamse vodde-wijfje, 't– AuteursrechtvrijStem: Het Maantje scheen so helder.ACh zoete Philidaatje,
Ik kom weer om een praatje,
Of gy beraden zijt? U lodderlijke oogen
Hebben mijn ziel ontoogen,
En ben schier ’t leven quijt.
Want sedert wy lest waren
Met ’t Schuitjen uitgevaren
Na Maas en Waalse Plas,
En ’t zeyltjen lustig zwelden,
Ik u mijn min voor-stelden,
Die in mijn boesem was.
Soo dat ik gantsche nachten
Verslijt in droeve klachten
Om u mijn Philida? Om u is al mijn denken,
Och wilt my eenmaal schenken
Het zuyker woordje, Ja.
Ey! wilt weer-liefde toone,
Och Philida mijn schoone,
Mijn lief, mijn waarste pand,
Mijn vreugd op dezer aarden,
Wilt eens dees Trouw aanvaarden,
En draagtse aan u hand.
Vryster.
‘k Dank u mijn lief vol eeren,
God wil ons liefd’ vermeeren,
‘k Ontfang daar op u Trouw:
Vryer.
En ik Godin gepresen,
Sal uwen Adam wesen,
Gy Eva tot mijn Vrouw.
| |
[pagina 57]
| |
|