't Haeghse lapmantje, met het Amsterdamse vodde-wijfje
(na 1665)–Anoniem Haeghse lapmantje, met het Amsterdamse vodde-wijfje, 't– AuteursrechtvrijStem: Trommen en Trompetten.
P.
ACh Casandere uytverkooren,
Zedenrijke zoete maagd,
Segt my toch wat u mishaagd,
Waarom gy my niet zoud verhooren;
Of hebt gy mijn dood gezwooren,
Dat gy my dus plaagd?
C.
Vriend Polines ’t is ‘er geen reden
Dat gy dus mijn minne beklaagd;
Om dat ik niet, terwyl gy ’t vraagd,
My aan u straks verbind’ met Eden:
Denkt dat Maagdens minsaamheden
Dient door tijd bejaagt.
| |
[pagina 54]
| |
P.
‘t Is wel waar, O schoon Casandre,
Maar hoe dikwils is het geschied,
Dat door de tijd de Min tot niet
Liep, en de liefde ging verandere:
Hooger staat doet slechter wandere,
Soo men dikmaals siet.
C.
Meent gy dan, indien ‘er mijn sinnen
Waren geleyd uyt liefde soet,
Dat ik om hooge Staat of goed
Wederom sou een ander minnen?
Neen Polines ‘k draag hier binnen
Een opregt gemoed.
P.
Segt Casandere lief mijn waarde,
Waar was oyt een Minnaar goed,
Die niet wensten om met spoed
Door Echte Trouw op deser aarde
Vast te zijn als een gepaarde,
Lief Casandere zoet?
C.
Ik beken, maar ’t haastige minne
Siet men dat schielik weer vergaat;
Dus eer men liefde leggen gaat,
Moet men met Vrinde raad beginnen,
En door kragt van ziel en sinnen
Nemen vast beraad.
P.
U discoursen en waardige reden
Zijnder op eer en deugd gegrond;
Maar overdenkt de tijd en stond
Als ik tot u gedienstigheden
My door min in eerbaarheden
Stadig dienstig vond.
| |
[pagina 55]
| |
C.
Ik weet al u dienstige daden,
Ik beken u vlytige min;
Dus blijft getrouw als in ’t begin,
Hoopt ende boud op mijn genaden,
Polines blijft wel beraden
Tot u Herderin.
P.
Eerder sal de Son veranderen,
Eerder sal de bleeke Maan
Aan het hoog Gewellif niet staan,
Eer ik verlaten zal Cazandere,
Werelts pronk, noyt zal geen andere
Mijne min ontfaan.
C.
‘k Twijfel niet aan u getrouwe,
Polines mijn waarde Vrind;
Maar eerbaar tucht dat ieder mind,
Heeft my geraden om u Trouwe
Tot den eynde te beschouwe,
Eer ik wierd gesint.
P.
Princelijke Maget vol waarde,
Nektar-voedsel van mijn ziel,
Dankbaar ik voor u neder kniel;
‘k Bid wilt op trou dees ring aanvaarde,
Lof zy die ons eerst vergaarde
Uyt een reyne ziel.
C.
‘k Sal in dank u Trouw ontfangen
‘k Sal u wesen weer getrouw:
Komt Polines staakt uw’ rouw,
Liefde stroyt roosjes op mijn wangen,
Die door schaamte bloosend’ hangen,
‘k Blijf u waarde Vrouw.
P.
Komt godinne, schoonste der schoone,
Laat ik drukken u roode mond,
t’ Wijl nu dit Echte Min-Verbond
My met dit gunstig geluk komt kroonen
Nu mijn Engel ‘k zal u toonen
Liefde t’ aller stond:
C.
Nu is al de praat gescheyden,
Nu is al de spot gedaan;
Siet hoe nu alle klappers staan,
Die u bespotten tusschen beyden:
Dus komt troost na bitter leyden,
Liefd’ kan niet vergaan.
| |
[pagina 56]
| |
P.
Ach! Bekoorster van mijn sinnen,
Ach! Princesse van mijn hert,
Leert hier, O Jonkmans hoe de smert,
Gy door betrouw sult overwinnen,
Siet stantvast en vlytig minnen,
Hoe gy winnaar werd.
Jonge jeugd verheugd malkanderen,
Vlegt een Krans en Roozen-hoet,
Wenst heyl en luk en waarde groet,
Lang leef Polines en Casandere,
Fama sal haar toon verandere
Om dees Liefjens zoet.
|
|