't Haeghse lapmantje, met het Amsterdamse vodde-wijfje
(na 1665)–Anoniem Haeghse lapmantje, met het Amsterdamse vodde-wijfje, 't– Auteursrechtvrij
[pagina 53]
| |
Stemme: Bell’ Iris.AL te wreede Rosemond,
Sullen dan mijn droeve klagten
Noyt u stale hert versagten?
Ach! mijn Ziel is seer doorwond,
Soo u wreedheyd my doet sterven,
Ik ontfang de dood met vreugd,
Wijl ik niets en kan verwerven,
Is my ’t leven ongeneugt.
Doch soo u aan-minlikheen
En u glinsterende lonkjes,
Die niet zijn als Minne-vonkjes,
Daar mijn ziel is door bestreen,
My met eenig gunst bestralen,
Sal ik over u Godin
Met ‘er tijd noch zegen-pralen
Als verwinnaar van de min.
Geeft dan, schoone, geeft gena,
Set u strafheyd toch ter zyden,
En hebt deernis met mijn lyden;
Wilt gy dat ik troosteloos ga?
Soo vaart wel, ‘k verlaat mijn leven
En verkies de bleeke dood;
g’ Heb den doodsteek my gegeven
Als ik u mijn liefde bood.
|
|