't Haeghse lapmantje, met het Amsterdamse vodde-wijfje
(na 1665)–Anoniem Haeghse lapmantje, met het Amsterdamse vodde-wijfje, 't– AuteursrechtvrijStem: Liefste gy zyt Ongestadig.PHilida mijn ziels voogdesse,
Voedster van mijn teere jeugd,
O mijn zoete Moorderesse
Van mijn aangebooren vreugd,
Hebt medogen met mijn kermen,
En mag ik u noyt om-ermen,
Blijft dan u steenrotze hert
Eeuwig oorsaak van mijn smert?
Zijt gy nimmer te bewegen?
Is mijn dienst niet aangenaam?
Strijd u Ziel daar altijt tegen,
Als ik na u gunst eens raam?
Sal dan over al mijn kermen,
U jong hertje niet erbermen?
Dat en heeft u trouwe Vriend
Niet aan Philida verdient.
‘k Heb u tot mijn Ziel verkooren,
Als een trouwe Minnaar doet,
’t Is nu heel met hem verlooren
Soo hy niet sijn luste boet:
Philida gy kund het leven
Hem verlengen voor het geven
| |
[pagina 52]
| |
Door een kusje en een soen,
Die twee Liefjens t’samen doen.
Och! ik voel dat al mijn klagten
Schier zijn in de lucht verwart,
Moet ik dan van droefheyd smagten
Over u steenrotze hert?
Troosteloos soo moet ik sterven
Om dat ik niet kan verwerven
’t Geen ik lange heb verwagt;
‘k Wensch mijn Lief dan goede nacht.
|
|