't Haeghse lapmantje, met het Amsterdamse vodde-wijfje
(na 1665)–Anoniem Haeghse lapmantje, met het Amsterdamse vodde-wijfje, 't– AuteursrechtvrijStemme: Nova.O Schoon Cato wat baat al u gevry,
Dat gy aan twee betoont u jalosy?
En uwen Minnaar soo stelt in ’t verdriet,
O Schoon Cato en gy en mint my niet.
Komt ‘er een plomper die men niet en agt
Hy sal verkrygen daar hy lang na tragt,
Hy sal genieten gunste van Me-Vrouw,
En hebben ’t beter als hy wenschen sou.
Erbarmt u lief toch nu soo over mijn,
U weder-min sal my het leven zijn?
O Schoon Cato die mijne ziel bemind,
Ik zy u Dienaar en u trouwste Vrind.
Haar hantjes zijn veel schoner als Albast
Dat zijn de banden die my houden vast;
Haar oogjes zijn veel klaarder als kristal,
Haar stem verdooft de fiere Nachtegaal.
Geen schoonder men op aarden vind
Als mijne lipjes aan de uwe bind;
Geen schoonder men op aarden vinde sou
Als te genieten u jong schoone Vrouw.
| |
[pagina 51]
| |
Indien ik sterven moet om u mijn hert,
So moet ik derven vol van rou en smert,
Ik moet vergaan gelijk als sneeu op ’t velt
Of als een blom die neder word geveld.
|
|