De Nieuwe Haagsche Nachtegaal
(1659)–Anoniem Haagsche Nachtegaal, De Nieuwe– Auteursrechtvrij
[pagina 231]
| |
Toon: Repicavan.CUpidootje,
De Zoon van de Godin
Vrouw-Venus, Paphos Hoer en Koningin,
De Stichter van de brand der liefd', en min;
Zocht eens om Rozelinde // (? in bron niet aangegeven) te vinden;
Die hy vond treuren in haar eenigheyd,
En hoord' haar klaagen:
Wat droeve daagen
Worden my bereydt!
2. Heeft de liefde
(De Minne-godt) die kracht,
Dat hy Philander heeft in liefd gebracht,
Hy mind my; maar, wat of hy doch verwacht?
Kan ik zijn droeve klachten / verzachten?
| |
[pagina 232]
| |
Wat wil Philander dan dat ik hem doe?
Ik kan zijn klaagen
Niet meer verdraagen;
'k Ben zijn zuchten moe.
3. Kan ik minnen
Daar ik geen min en weet?
Ik ben onnoozel, en hy noemt my wreet.
Wil hy my lieven? 't komt my ongereet.
O groote Goden! kander / geen ander
Mijn plaats bekleeden, die zijn liefde blust?
Verberg my boomen,
Gins sie 'k hem komen.
Nimmer heb ik rust.
4. 't Looze boefje
Had nauw dit aangehoort,
Of greep sijn boog en zag geheel verstoort
| |
[pagina 233]
| |
Op Rozelinde; die hy, zonder woord
Te spreeken, trof in haar harte // wat smarte
Gevoel ik Hemel! ach waar berg ik my?
(Riep Roselinde)
Waar zal ik vinden
Lessing? 'k ben in ly.
5. Met zo vluchte
Cupido door de lucht.
En schatert vast om zijn bedreven klucht.
Wijl Rozelinde bleef vol naar gezucht.
Philander quam vast nader / wat quader
En droever toeval (riep toen Rozelind')
Is my beschooren!
'k Min nu, te vooren
Sloeg ik 't in de wind.
6. Ach! Philander,
| |
[pagina 234]
| |
Koom blusch nu vry uw brandt,
En leschde mijne. 'k ben heel overmant.
'k Loon nu uw liefde, 'k geef u trouw te pandt.
Philander zweeg: maar hoorde / die woorde,
En quam zijn waarde Herderin te baat;
Waar voor zy t' zaamen
Hier na bequaamen
d'Eens-gezinde Staat.
P.N. |
|