De Nieuwe Haagsche Nachtegaal
(1659)–Anoniem Haagsche Nachtegaal, De Nieuwe– AuteursrechtvrijToon: Courante Françoize, &c.IK heb 'et, voor deeze,
Een uitgeleeze
| |
[pagina 228]
| |
En overschoone maagt
Zo menigmaal gevraagt;
Maar hoe ik haar minde,
Ik kon niet bevinde
Dat oit om haaren zin
Kon komen weeder-min.
Zy was hoovaardig, trots, en preutsch van aart:
Dies, wat ik haar dee,
Zy schempten 'er mee,
En achtte my gantsch onwaardt.
2. Betoonden ik plichten,
Met liedtjes te dichten
Op haaren lof en eer,
Zy wierp het smaadelijk neer.
Ging ik haar verwachten
In donkere nachten,
| |
[pagina 229]
| |
Om haar met min te voen;
Zy schold op al mijn doen.
Hoe meer ik haar hield voor mijn toeverlaat,
Hoe meerder dat zy
Bejeegende my
Met afkeer en haat.
3. Dies dacht ik ten leste,
Wat erreger peste
Heeft hier, door hovaardy,
Het hart geraakt van my?
Haar hoofsche gewaaden
En preutsche cieraaden
Die hebben my bekoordt;
Maar niet een eenig woordt:
Wel gaa dan, overtrotsche Af-godin.
Steunt ghy op gewaadt,
| |
[pagina 230]
| |
Ik steun op mijn staat,
Die is voor my niet min.
4. Mijn jeugdige zinnen
Die zullen nu minnen
Een Dochter zonder pracht,
Maar loff'lijk en geacht:
Een Dochter, die vredig,
En staadig, en zeedig
Is, als een pronk der jeugd
Door alderhande deugd.
Ik haat nu trotze moet en hoovaardy.
Een zuyver gemoet
Is eedeler goet
Als pracht en pronkerny.
J.v.D. |
|