De Nieuwe Haagsche Nachtegaal
(1659)–Anoniem Haagsche Nachtegaal, De Nieuwe– Auteursrechtvrij
[pagina 217]
| |
Toon: O schoone Cariclea! &c.O Spraakeloos geboomt!
Ik moet aan u mijn ongeval verslaan.
Het beekje dat hier stroomt,
Noch 't zuyzend windje zal my niet verraan.
Ik zet my neder in het groen,
Om hier aan u mijn klacht te doen.
2. Hoe vaak en menigmaal
Ben ik hier van mijn minnaar heen geleid!
Daar hy, met zoete taal,
My heeft getrouwe liefde toegezeid?
Dan bood ghy ons uw groene schoot,
Daar onze min uw gunst genoot.
3. Wij zaaten zoet gepaart,
Wy kusten, strookten, streelden onder een.
| |
[pagina 218]
| |
Wy waaren wel vergaardt.
De zon vergat haar loop, die osn bescheen.
Wy lokten, met ons zoet genucht,
De vogels in haar snelle vlucht.
4. Dan noemde my mijn lief,
De liefste die hij had in 's Werelds rond.
Dan zwoer die Harte-dief,
Dat ik zijn lief zouw blijven t' allerstond.
Dan sprak hy: zoete Maagde-blom,
Ik noem ons Bruyd en Bruydegom,
5. Maar, ach! wat valsche tong!
Wat trouweloze heeft mijn hart bekoort!
Die dus mijn gunst ontfong,
Die heeft op 't lest mijn gulle gunst vermoort.
Die ik mijn gantsche harte gaf,
Die schopt en stoot my nu naar 't graf.
| |
[pagina 219]
| |
Nu zit ik hier alleen,
Ter plaatze daar ik eerst geneugt genoot.
Dat nu mijn schor geween
Kon klinken in het oore van de doodt!
Ach! Boschje, meld dat hy mijn druk
Mee in mijn vreugden-grafstee ruk.
Die my wel eer verwon, door schijn van oprecht minnen,
Die vlied nu van my af,
En delft mijn vreugd in 't graf!
Nu zit ik hier in rouw, berooft van hart en zinnen!
J.v.Duisberg. |
|