De Nieuwe Haagsche Nachtegaal
(1659)–Anoniem Haagsche Nachtegaal, De Nieuwe– AuteursrechtvrijStemme: Cloris pour qui je mes prise.FYne Cristalijne Brillen,
Groote Kaarsen schoon van licht,
Helpen geen verkeert gesicht,
Staag gewent tot malle grillen:
| |
[pagina 207]
| |
Want 't en baat noch Kaars, noch Bril,
Als een Sot niet sien en wil.
2. Schoon van Aanzicht, Lijf en Leden,
Schoon en hof'lijk in 't gewaat,
Schoon en vriendelijk van praat:
Sonder deugd, en goede seden
Is wanneer men 't wel besiet,
Maar een opgepronkte niet.
3. Rijk van Vrienden en van Magen,
Rijk van Schat, ja overvloedt,
Rijk van Geldt, en Rijk van Goedt
Doet de Geldt-sucht niet vertragen,
't Is gelijk het spreek-woordt seydt:
Geldt en stopt geen Gierigheydt.
4. Veel besitten, meer begeeren,
Niet uytgeven dan met pijn,
| |
[pagina 208]
| |
Nimmermeer te vreden zijn,
Nau een stuyver te verteeren,
Niet dan Geldt by Geldt vergaart
Dat 's een rechten gier'gen aart.
5. Weynigh hebben niet te winnen,
Veel verteeren by de Maats,
Is wel oorsaak van veel quaats:
Leege Beursen, yd'le sinnen,
Beyde handen in het haar
Dat valt dan gemeenlijk waar.
6. Die het Zeyl te hoog op halen,
En in Hovaardy en pracht,
Brallen boven hare Macht,
Konnend' eynd'lijk niet betalen,
Speelen met eens anders goedt
Onbeschaemd'lijk Bankeroet.
| |
[pagina 209]
| |
Schoone woorden zonder meenen,
Vriendtschap toonen Vyandt zijn,
Is dat niet een boos fenijn?
't Is een aart van al de geene
Die met schijn-deught (looft het vry)
Dekken al haar schelmery.
8. Zoud' ik al de Guyteryen,
Al de boosheydt die men siet,
Die nu hedendaags geschiet,
Met mijn kleyne macht beschrijven,
't Waar vergeefs: want yeder hooft,
Aan sich selven meest gelooft.
9. Zo de Mensch in alle dingen
Zocht de gulde Middelmaat,
't Waar wel goet: want maat hout staat,
Menig zoud' van vreugde singen,
| |
[pagina 210]
| |
Die nu met bedroeftheydt leert,
Hoe de Wereldt loopt verkeert.
|
|