De Nieuwe Haagsche Nachtegaal
(1659)–Anoniem Haagsche Nachtegaal, De Nieuwe– AuteursrechtvrijStem: Fijtje Floris, mijn Speel-meysje.SYmen leerje daar voor wachten,
Alsje met een dochter praat:
Sietse leelijck, siet mee quaedt,
Achtse niet die jou niet achten:
Denkt ik ben soo goet als ghy;
Even goe Maats, even bly.
| |
[pagina 202]
| |
2. Zoo gy haar begint te smeken,
Roemt haar Deugdt en schoonheyts lof,
't Is gedaan, gy benter of:
't Meysje sel haar dan op steeken,
Pronken, trots een Grave kindt;
Prijst de geen noyt die ghy mint.
3. Staat je leven na geen Rijke,
Denkt vry het de Meyt wat goet
Datjet veeltijds hooren moet:
'k Wou je mee niet ra'en te kijken
Na een Pronkster, of na ien
Die al watter beurt wil zien.
4. Soekt een Vryster, wilje trouwen,
Die ghy zelden siet op straet,
Die niet weyts, maar knapjes gaet,
Sulken Vryster, sulcke Vrouwen,
| |
[pagina 203]
| |
Dat is van het beste slach
Daar men jou aan raden mach.
5. Dochters die nou tot haar dagen
En zo veer gekomen zijn,
Als hier onse Neel en Trijn:
Sulke meugjet vryer vragen
Dan een jonge Klicke-bil,
Die van 't een op 't ander wil.
6. Trouwjer een seer jonck van Iaren,
Die gewent is uyt te gaan,
Noyt geen Huys-werck heeft gedaan:
Siet eens hoejer mee selt varen,
Als ghy (mocht het zijn geseyt)
Man moet wesen, Vrouw en Meyt.
|
|