De Nieuwe Haagsche Nachtegaal
(1659)–Anoniem Haagsche Nachtegaal, De Nieuwe– AuteursrechtvrijToon: Nova.GEen wonder is 't, vertwijffelende geest,
| |
[pagina 193]
| |
Dat ghy dus lang zijt ongerust geweest.
Een varsche wond;
Maar zonder medicijn:
Een nieuwe gloedt,
Niet bitter noch niet zoet,
Was d'oorzaak van mijn pijn.
2. Daar speelde my wat wonders door het hart:
't En was geen vreugd, veel minder was het smart!
't Was bitter zoet
En aangenaam verdriet;
't Was hier, 't was daar,
Mijn hart dat sloeg 'er naar;
Maar, ach! 't en ried het niet.
| |
[pagina 194]
| |
3. Toen dacht ik weder in mijn jonge zin:
Zou dit wel zijn een voor-boo van de min?
Neen, dacht ik weer,
Daar zijt ghy van het spoor,
Verdwaalde zin:
Want pijltjes van de min
Daar zijt ghy scheutvry voor.
4. Ja, scheutvry; ach! of ik de waarheid sprak!
De pijl my wis dan dus in 't hart niet stak.
Maar stil, mijn ziel,
Het tooverend geweld
Dat in het gitt
Van Thirssis oogen zit,
Dat heeft my neer-gevelt.
5. Zoo haast mijn oog die lieve Engel zach,
Zoo streek mijn hart straks voor de min de vlach:
| |
[pagina 195]
| |
Daar stond het toen
In lichter-laage gloed.
't Was niet dan vier
In hart, en long , en nier,
In merrig en in bloed.
6. Tot dus lang was mijn liefde steeke-blind:
Want ik had onbekende schat bemind.
Maar tzedert dat
Mijn oog op Thirssis viel,
Zo blies de min
Straks mijn gedachten in:
Mirtillo, 't is u ziel.
7. Ik riep: 't is lang, 't is lang genoeg gemaalt,
Gedoolt, gesuft, gemijmert en gedwaalt;
Hier is uw rust;
Gaa heen Mirtil, en slijt
| |
[pagina 196]
| |
Nu op de klip
Van Thirssis roozen-lip
Al uw stantvastigheid.
8. Misschien, of noch de kracht van uw gebeen,
Mirtil en Thirssis hartje smolt in een,
En dat uw traantjes,
Vol van vuur en smart,
Vermurwen deen
De klippen en het steen
Van haar bevrooze hart.
UIT. |
|