De Nieuwe Haagsche Nachtegaal
(1659)–Anoniem Haagsche Nachtegaal, De Nieuwe– AuteursrechtvrijSTEM: O schoone CharicleaDE blonde dageraat,
Verspreyd haar glans de Telgjes door en door;
Het morgen-sterretje staat,
En flickert met haar straeltjes lieflijk voor,
| |
[pagina 190]
| |
De vensters van mijn Nymphjes Tent,
Alwaar ik niemant zie omtrent.
't Gevogelt in het wout,
Van blijdschap dertel speeld en tiereliert;
De Telgjes nat bedouwt,
Met blader, loof, en bloeyseltjes verciert;
Getuygen al de zoete Min,
Van mijn verliefde Velt-goddin.
Wiens Leden afgeslooft,
Door 't vryen van de lieve lange nacht,
Leggen door slaap berooft,
Van zoete Min, en minnelijke macht:
Zy ronkt met zoete zuchjes uyt,
Komt Thyrsus by u lieve Bruyt.
Wat zoete droomen zijn 't,
Die gy zo zoetjes prevelt binnens monds?
| |
[pagina 191]
| |
Eylaci! zo het schijnt,
Acht zy Philander niet, die zo goed ronds,
Hier onder deze groene Tak,
Lerinde eerst van Min aansprak.
Gy weet Lerinde dat,
U lipjes zoet bedoude rooder mond,
Zo dikmaal zijn bespat,
Met Nectar, die Iupijn my heeft gejont,
Te drukken aan u lipjes teer,
Als ik u kusten, en gy my weer.
Wat zoete vryigheidt,
Is in ons vryeragie niet geschied:
Philander droevig schreyd,
Nu dat Lerinde Thyrsus minne bied:
En slaat Philander voor het hooft,
Nu gy zijn zinnetjes hebt gerooft.
| |
[pagina 192]
| |
't Gaat by de Herders om,
En by de Harderinnetjes is 't gemeen:
Zoo 'k in 't gezelschap kom:
't Is al, Philander heeft een blaeuwe scheen:
Philander leeft in swaer getreur:
Lerinde gaet met Thyrsus deur.
|
|