De Nieuwe Haagsche Nachtegaal
(1659)–Anoniem Haagsche Nachtegaal, De Nieuwe– AuteursrechtvrijToon: Asteuri sei tanto gratiosa.DEn Hemel wil getuygen,
De lichte Maan met al haar gulde sterren,
Hoe wy ons herte buygen
Voor 't licht dat staag ons sinnen kan verwarren,
Wij roepen al, met bly geschal, de Mey is ons verschenen,
Die ons uyt minne, dees groote Coninginne
| |
[pagina 177]
| |
[pagina 178]
| |
Komt verleenen.
Hoe kan het landt en d' aarde
Met kruyt, met wijn, met loof, of bloemen kroonen,
Ten waar haar dees alwaerde
Met nieuwe krachten stralen quam verschoonen:
Dit aangesicht, geeft glans en licht, aan Phebus gulde oogen,
Ons goedertieren, Goddinne die wy vieren
Naar vermogen.
Maar was 't haar wel behagen,
Den strangen winter ende koude regen
Van al ons droeve dagen
Verdweenen en verlichten door haar zegen,
Wanneer zy lacht, ter middernacht, begint de Zon te schijnen,
De bange herten en denken noch aan smerten
| |
[pagina 179]
| |
Noch aan pijnen.
De vlugge vogels quelen
Wanneer sy veld of wegen gaan betreden:
De sachte winden spelen,
Het woudt verciert thien-duyzent dertelheden,
De weyden 't vee, de dulle Zee, de visschen in de stromen
Vernieuwen 't leven, het acht haar aleven
Wel komen.
Dees Mey zal altijdt duuren,
Hooghdragend' volk komt, offert uw gedachten,
Hier schijnen jaren uuren,
Hier hebt gy niet als somer te verwachten,
Dees vlechten blont, dees morgen-stont, dees lipkens root als roosen,
Dit zijn de kaken, die altoos Lenten maken
Met haar bloozen.
|
|