De Nieuwe Haagsche Nachtegaal
(1659)–Anoniem Haagsche Nachtegaal, De Nieuwe– AuteursrechtvrijToon: Compagon demi tour à gauche.GElijk een Hind ter vlucht geschoten
(Verselschapt met het doodlijck hout
En yzer, dat haar smerten brout)
Nooit vreugdt, of stilstandt heeft genooten:
| |
[pagina 72]
| |
Zo woelt en raast mijn ziel met minnepest doordronken,
Geen Zydons schat // belet my dat;
Cathagos Glory leyd verzonken,
't Fenijn is my te vol geschoncken.
2.
O Zicheus! uw bitter lijden,
Dat u een broeder-moordenaar
Deed proeven, noch het hoog Outaar,
Kan dat uw weduw niet bevryden,
Dat haar de Pergamasche brand zo fel doet branden?
O Argos! gy / beleegert my,
Gy spaarde my deez' schoone handen
Heel tot mijn boey en wreede banden.
3.
Gy zelf, Iupijn, gy stelt de deugden,
Van uw Anchises trouwe zoon
| |
[pagina 73]
| |
Met zult een glans, voor my ten toon,
Dat ik verwonnen wensch zijn vreugde.
Wat vederbos kan ooit beroemder helm vereeren?
Zijne oogen, die // Ik stadig zie,
Quetzen my dieper dan de speeren
Van Hector deen de Grieksche Heeren.
4.
O Pazus Koningen, vol weelde,
Verschoon mijn nieu en heftig vier:
Ik min, als Pasife, geen stier;
Maar eener, die gy zelven teelde:
Hy is 't, die Dardaans Stadt, en overoude vesten
(Nu tot een val) // behouden zal,
En stuuren tot gemeenen beste
't Verstroyde overschot ten leste.
| |
[pagina 74]
| |
5.
Gy mind, ô Venus! de Trojanen,
Mits Paris u den Appel gaf,
Waar door haar Iuno heeft een straf
Beschaft van moort en bloet en tranen.
Laat my Carthago met uw Ilium verbinden,
Zo zal de Faam // Mijn staat en naam
Doen blazen door de vlugge winden;
'k Zal ider my gehoorzaam vinden.
6.
Want anders werd geen doodt gewrooken
Aan den Tieran Pigmalion,
Met bloet besmet, die al begon
Met list mijn Vesten te bestooken.
Hy zal de Getulische Iarbas ook doen beven,
En, na den strijd // zal hy de tijd
| |
[pagina 75]
| |
Doen van Saturnum hier herleeven,
Het hoogste lot, daar wy na streven.
7.
Ik zal u Venus doen oprechten
Een beelt van fijn en louter gout,
En geven jaarlijx onderhout
Uw Priesters, koor- en autaar-knechten.
En zult u Mirth, en Palm, en Tortelbloet zien rooken
Op 't jaargety // dies wachten wy
Dat gy het Troysche hart zult stooken,
En in u en mijn liefde kooken.
Jan Noozeman. |
|