De Gulden Passer. Jaargang 58-59(1980-1981)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende 122. Den triumph der wellust. By desen wagen daer op wellust is geseten, Dien twee peerden schijnende getemt voorts trecken, Mach elc haer natuer haest kennen en weten, Mitsgaders t'geselschap dat t'allen plecken By haer is: want sy tweederley is sonder gecken, Goet en quaet, en hoedanich elcx gauen zijn, Sietmen haer met beyden handen ontdecken. Ter rechterhant is een wit peert gespannen fijn, En ter slincker een swert: aldaer dat druck en pijn Met Venus, en te spaey berou van wercken boos Tsamen sitten met Baccho den God vanden wijn: En t'swert peert wort geregeert van een blint kint seer broos. Maer ter rechterhant sietmen dit geselschap altoos: Ghemeyne weluaert, Eere en deucht gepresen: En tottet wit sedich peert men glorie vercoos, Om daer af den leytsman altijt te wesen. Dus die wijs is al verkiesen mits desen De recht hant, en hem vande slincke wachten wel, Want door haer den eewigen loon comt geresen, En door dese niet dan iammer en clachten snel. Vorige Volgende