De Gulden Passer. Jaargang 58-59(1980-1981)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende 119. De wapenen van mijn vaderlicke stadt Tirnauia. Een stadt isser gelegen van grooter famen Int lant van Hongerijen, Tirnauia genaemt, Die Belus de Rijcke Coninc sonder blamen Met mueren en torrens verciert heeft soot betaemt, Hier ben ic geboren en opgevoedt, beytsamen. Dees voert een Rat in haren schilt onbeschaemt D'welc Christus met twee enghelsche lichamen Behoedt voor ongeluc en sviants pramen, Ghelijc al ons dingen souden ongestadich zijn, Waert dat ons Gods weldaden niet te hulp en quamen, So drayt cen radt haest om hebdijt niet gevesticht fijn. Doe heeft dees stadt seer cloeckelic t'elcken termijn Haer beschermt, en wederstaen der Turcken gewelt. Seer oueruloedich isse van coren en wijn. Rijc van Cooplien, machtich ter wapenen gestelt. Lange moetse Christus bewaren ongequelt, En maken dat voor haer alle Turcs macht en glorie Moet t'ondergaen mits een geluckige victorie. Vorige Volgende