De Gulden Passer. Jaargang 58-59(1980-1981)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende 117. Exempel vande getrouwicheyt der honden. Wat grooter cracht de honden hebben int spueren, En hoe getrou datse zijn haren heere, Mogen mijn twee honden betuygen sonder trueren, Bombo geheeten, en Madel die seere Sijn moeder gelijct, welcke my nemmermeere Te water noch te lande en hebben verlaten. Vrancrijc geeftse voort gebrocht ionc en teere Met my hebbense onwetens de Roomsche straten En de stadt Napels gesien schoon bouen maten, Ooc mede het beste deel der duytscher landen goet, Met het Nederlandt, d'welc is seer machtich van staten. En corts hope icse te leyden met voorspoet In mijn thuyswaert roepende vaderlant soet. Weert zijn dees honden vernaemt te zijn, dats claer. En wie sou oock seggen, datter geen verstant vroet In de beesten en waer die ons so altijts volgen naer? Vorige Volgende