De Gulden Passer. Jaargang 58-59(1980-1981)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende 99. Ongheachte dingen groeyen wel. Tot Adrianum Iunium den seer vermaerden Medecijn. Hoe sietmen t'veyl groeyen en om hooge climmen Al ist ongheacht en van niemanden ghebout: So sietmer vele verdruct door des nijts grimmen Die de deucht bouen al verheft sonder fout, En ten lesten groeyen van selfs, want het onderhout Wijsheyt, die in hen (als tserpent int veyl) woont altijt. Door v verstant suldy door al de werelt stout Floreren, al ist dat ghy ghesen zijt Tot Haerlem, daer ghy wilt schuylen vry van haet en nijt. Corts sal haer de gonste der Princen en heeren Openbaren om v te beschencken met iolijt. O nijdigen wille waerom brengdy in verseeren De goede herten? condy uwen dorst keeren Met deucht en eerbaerheyt te verdrijuen ouer al? En queldy v selfs niet, als ghy door tvermeeren Van eens anders welvaert, wort van honger smal? Dees pene v Momus en Zoile noch comen sal. Vorige Volgende