De Gulden Passer. Jaargang 58-59(1980-1981)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende 98. Gheen quaet alleen. Oft, Als een goet man wech is, so comender duysent in stede. Hoewel dat Hercules alle monsteren fel En wilde dieren ombrocht met sijnder hant, Nochtans en dede hem geen beeste meerder gequel, Dan t'serpent Hydra dat hy inden poel Lerna vant, Wiens hoofden wassende waren abondant Int stede daer hijer een af had gehouwen. Niet anders en gebeuret aen elcken cant Den ongeluckigen dien sonder flouwen Alle dage aencoemt een nieu benouwen: En als sy sijn van d'een quaet ontslagen, So vallense in meer ander drucs en rouwen. Sulcks machmen ooc seggen, van die door snijts lagen Ghedoot zijn, diemen van elcken hoort beclagen, Ghelijck elck wilde spreken van Cicero claer. Oft van die de processen quellen nachten en dagen, Daer als d'een gheeynt is wel thien ander volgen naer. Vorige Volgende