De Gulden Passer. Jaargang 58-59(1980-1981)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende 96. Tot hunder tijt zijn alle dingen nut. Tserpent Thirus is alle iaer eens wtschietende Sijn oudt vel, om weder een nieu aen te doen: Dus diet dan grijpen wilde, sout zijn ontvlietende, En hem anders niet latende dan sijns vels fatsoene, En so mocht hi hem ydel weer thuyswaerts spoene, Sonder t'fenijn daer deur de thirakel heeft haer cracht. So wie t'profijt soeckt, die aenmercke t'saysoene En d'oorsaken van alle dingen wel bedacht: Want een ure geeft somtijts daermen na had gewacht Te vergeefs duysent iaer: en alle dinc sonder fout Comt t'sijnder tijt: elck heeft sijn gauen hooch geachte, Lente, Somen, Herfst met den winter Cout. Vorige Volgende