De Gulden Passer. Jaargang 58-59(1980-1981)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende 95. Tseffens en van eender tijt. Men vraecht, en men isser om kijuende seere, Welc eerst geweest is, den aenbilt, oft den hamer swaer Dees questie brenget t'volc voort, d'welc nimmermeer D'oorsake en weet, noch en wilt niet hooren naer Diet hen bewijsen souden met redenen claer. Het gebruyck by t'verstant Godt geschapen heeft, Want het bey van noode was, soot is openbaer, En cost op eenen oogenblick maken al dat leeft, En so wel het cleyne als t'perfecte hy gheeft, Gheenen tijt oft spacie hier tusschen en quam. De leuer heeft hi gevoecht by t'hert dat dicwils beef, En laetse dan niet scheyden der sorgen vlam, Noch ouerwonnen worden door opinien tam. Vorige Volgende