De Gulden Passer. Jaargang 58-59(1980-1981)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende 84. Eergiericheyt. Die door eergiericheyt is opgeblasen licht En met ghiften wilt s'volcs gonste verweruen, Diens glorie is ydel en qualick ghesticht, En dat hy soect en sal hy niet beeruen. Want s'volcs gecrijsch sal haestelick steruen. Dies men hem wel by eenen sack mach gelijcken Die dick is vanden winden dier in sweruen. Die dan warachtige eere sonder beswijcken Begeert te vercrijgen, die moet in alle wijcken Sulcs verachten, en regeren met verstant, Latende sijn deucht en godvruchtigheyt blijcken, Want de goede te behagen is eer in elck lant. Vorige Volgende