De Gulden Passer. Jaargang 58-59(1980-1981)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende 71. Onwijse wijsheyt. Tot sijnen Arnoldum Arlenium. Vanden hersenen coemt gedaelt in al den leden Tgevoelen, nochtans en hebben zijt selue niet, En diet al beroeren zijn telcker steden Sonder beroeringe, en eenen geest men siet In een ledige plaetse, een wonderlic bediet. Gelijc de wetsteenen altijt euen bot blijuen, En d'yser scherp maken, niet anders hier en geschiet Diet heur verquisten, en voor eens anders bedrijuen Altijt sorgen, hoe canmen die wijsheyt toeschrijuen? Den naem sonder daet hebben de sulcke voorwaer. Dus zijt eerst v selfs naesten, wildy beclijuen En dan helpt uwen gebeurman, sonder vaer, So mocchdy veel gemacks genieten eenpaer. En gelooft niet elcken, want wy nu te vergeefs soecken D'ou manieren, quader om vinden dan d'ou boecken. Vorige Volgende