De Gulden Passer. Jaargang 58-59(1980-1981)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende 52. De deuchden eens Prins. Hoemen d'oorloge behoort te vueren wijsselijck En hoedanich een vroom Capiteyn hoort te wesen, Dat wort v by dit beelt geleert auijselijck. Voor al moet hy snel int beraden zijn, en mits desen Crachtich int spreken, so dat hy sijn volck wtgelesen Altijt can bewegen na dattet is van doene, En alst past, ghereet zijn ten strijde ghepresen, Voor al op de vyanden slaende als de coene, Des niet te min peys soeckende auont en noene, En sijn verbont houdende als Prince warachtich. Nochtans ist al te vergeefs wilt haer fortune spoene D'werck te beletten begost met sinnen voordachtich. Verre moet van hem zijn vrecheyt verachtich En begeerlicheyt, dier menich heeft verdooft: Op dat hem mach navolgen elck crijschman onsachtich, Siende dat hy de wetten ooc hout voor sijn ouerhooft. Dusdanige Prince sal (vry van my dit gelooft) Victorieus zijn, stichtende Tropheen ient Daer door sijnen naem altijt sal blijuen bekent. Vorige Volgende