De Gulden Passer. Jaargang 58-59(1980-1981)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende 49. De perijckelen sijn allesins tegenwoordich. Dicwils heeft de visscher groot leet moeten besuren, Die den Torpedo maer met sijnen spriet en geraect, Want al leyt desen visch inden gront na sijn curen, So dat hy gheensins en ruert de lichamen naect: Nochtans sietmen dat hyse stijf door sijn fenijn maeckt, D'welck lancs dat hem naest is comt gecropen snel: So comt veel dincs door Gods voorsienichz ongelaect Datmen niet geschouwen en can, hoement ooc maect. In als is bedroch en dick comt geslopen wel Tserpen int gras geborgen, om ons te nopen fel. Vorige Volgende