De Gulden Passer. Jaargang 58-59(1980-1981)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende 37. Onnutte rijcdommen. Dits den gulden aendoren so seere vermaert Die Xerxes dede maken tot zijn behagen. Maer niet eenen crekel en cander in worden bewaert. Wat batet dat van goude is, als tot gheenen dagen Niemant te hulp en comt in des benautheyts vlagen. Ick en acht voor gheen wellust noch costelick goet Dat verborgen is, en in hoecken gedragen. Waerom en soud'ick niet lieuer mijnen gheselle soet En die my bekent ware door oude trouwe vroet Mededeylen van so veel goeden eerdich? O sot die v door weygeren benijden doet! Want groot is hy die int geuen blijft volheerdich, Al en ontfangt hy niet, en wildy v stellen veerdich Om soecken, in d'aerde vindy veel schatten claer Die onweerdelick liggen verborgen aldaer. Vorige Volgende