De Gulden Passer. Jaargang 58-59(1980-1981)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende 36. Beschick al, oft Tant à faire. Als de Simme de stricken bedriechelick geleyt Wilt conterfeyten, so brengtse haer in weene: Also diet al wil ondersoecken sonder bescheyt, Dwaelt grootelick: want al ist dat int ghemeene Menigen veel sorgens en wakens alleene Tot seer groote dingen hier somtijts heeft gebrocht, Nochtans schaden sy meer den sotten groot en cleene. De simme heeft des schoenmakers leder dier becocht Die haers selfs keele afsneet, na doende onsocht. Datse voor had sien doen met loose treken. Dus slaet gade dat v aengaet, en zijt so bedocht, Als ghy eenen anderen helpt, v seluen niet t'onbreken. Vorige Volgende