De Gulden Passer. Jaargang 58-59(1980-1981)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende 33. De soch volgt altijt den moeyer. Die de vetste keuckens navolcht sonder vieren, En gheerne aen eens anders tafel sit altijt, Die moet hem schicken na den sin en manieren Des gheens die hem genoot heeft sonder respijt Waerom de sulcke wel gelijckt, des seker zijt Den genen diemen een vercken thuyswaert stouwen siet: Want hijt ouer al nauolgen moet het sy ver oft wijt, Door dic, door dun, nergens voor en mach hem grouwen yet Dus bemint dat goet is, ten sal v berouwen niet. Vorige Volgende