De Gulden Passer. Jaargang 58-59(1980-1981)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende 24. Mildtheyt. Tot Georgium Drascouith. Bisschop van Quinquecclesien. Hoemen meer aerden wtgraeft tot eeniger stede, Hoemen den put altijt meerder worden siet Maer dies wort den hoop aerden ooc grooter mede Dier wtgheworpen wort: Dwelck ons bediet Dat de mededeylder en wort t'armer niet Die velen laet genieten van sijnen goeden. Weert zijnse te comen in druck en verdriet Die hen gelt als heuren God dienen en hoeden, En die zijn gebeuren ongunt twater der vloeden, Oft weygert licht den genen diet heeft van doene. Want tvier dies niet te min (consten zijt bevroeden) Noch d'aerde en is: Dus pijnt v te spoene Sydy rijc, liberael te sijne, auont en noene Volgende t'spreecwoort vanden ouden gepresen, Vrienden goet moet altijt gemeyn wesen. Vorige Volgende