De Gulden Passer. Jaargang 58-59(1980-1981)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende 23. Een middelbare condicie. Tot den Bisschop Andream Sbardellatum. Den Arent die ouer al zijn vederen heeft gewelt Dien sietmen ouer berch en dal vlieghen cone Seer hooch in de locht, en corts wederom hy hem velt Nederwaerts neffens het aertijck groene, Weert schijnende te zijne door sulcken doene Een vogel des oppersten Gods Iuppiter machtich. Maer te vergeefs pijnt hem tot sulcs te spoene Den Arent die door outheyt oft siecten onsachtich Naect en berooft is van zijn vederen crachtich, Al schijnt hy lichter dan den anderen te zijne. Den Arent die al zijn veren noch is verpachtich Vliecht tot aenden hemel telcken termijne: En den onghevederden en can hem met pijne Van der aerden niet heffen: Dus lichticheyt groot En heft ons allen niet op, noch lasten swaer van schijne En verdrucken alle menschen niet, maer t'blijct bloot Dat de middelmate vrijtst is van alle noot. Vorige Volgende