De Gulden Passer. Jaargang 58-59(1980-1981)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende 18. Het en betaemt gheenen Prince den heelen nacht ouer te slapen. Die sorge moet dragen ouer een heyr machtich, En mach niet vast slapen tot geenen tijen, Altijts in de were moet hy zijn voordachtich. D'eerste en de laetste, voor gheen dinck hem mijen. Groote eere heeft Alexander door sijn strijen En victorien verworuen, ouer al voorspoedich, Meest door dien dat hy noyt en wilde lijen Dat hem den slaep soud' verwinnen, waer tegen vroedich Hy in d'een hant eenen cloot was houdende moedich, Die vallende in een coperen vat, door t'geclank Hem ontwaecte: niet min en was hem behoedich Iulius voor den slaep, die al sijn leuen lanck Wakende de gantsche werelt bracht in bedwanck. Vorige Volgende