De Gulden Passer. Jaargang 58-59(1980-1981)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende 6. Niet en isser geheel onschadelijck. Den swerten Ibis keert van sijnder landouwen Alle serpenten, maer wt sijn eyeren broos Coemt de Basiliscus, die elcken doet grouwen, Nochtans heeften Egyptenlant gheeert altoos En gedient als een beschermer tegen t'fenijn boos. Hier en is niet geduerichs, noch aen alle sijen Gheluckich: ia datmen tot remedie vercoos Van d'een, brengt dickwils groot druck en lijen Door sy seluen: maer in s'hemels bevrijen Is t'soete sonder t'suere ongemengt alleene, Een eewich verblijen vry van gheweene. Vorige Volgende