De Gulden Passer. Jaargang 58-59(1980-1981)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende 5. Dat nu en orboor is, en salmen niet violeren. Dat orboorlic is, en totten leuen bequame, Is met recht alder eeren weert certeyn, Noch ten behoort niet elcken, wie hy sy van name, Licht voor geworpen te worden, als een dinc vileyn. T'heylichdom vertreden de verckens altijt onreyn, En de weerde des corens sy ooc luttel achten, Wantse maer ouer al en soecken, t'sy groot oft cleyn, Heren buyck te vullen by dagen en nachten. Dies d'ouders hier voormaels wijslijc dachten Dees dieren Cereri te offeren deuootelick, Die de Goddin is der vruchten groot van machten Sparende altijt hen ossen grootelick, Want die totten lantbouwen sijn seer nootelick. Vorige Volgende