De Gulden Passer. Jaargang 58-59(1980-1981)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 22] [p. 22] 2. Weest ghedachtich beyder fortuynen. Die door hen vroomheyt victory hadden vercregen Werden voormaels geleyt vanden Romeynen eenpaer Seer triumphantelic door alle weghen Op eenen wagen na t'Capitolium claer. Maer aenden wagen hinck een belle en geessel swaer Op dat hy ooc des tegenspoets sou gedincken. Noch had hy aenden hals een teecken aldaer D'welc hem vermaende te schouwen dat mocht crincken. Dergelijc seytmen, dat dry bellen die clincken Alexander voerde, met eenen leeuwe vaillant, Op dat vroomheyt sonder vrees niet en sou blincken. Och hoe lichtelic verandert op elcken cant De fortuyne alle geneuchte triumphant, In droefheyt swaer, so dat somtijts de verwindere Des verwonnens dienaer wort, zijt dit gedachtich, want Qualick canmen voorspoet hebben sonder hindere. Vorige Volgende