De Gulden Passer. Jaargang 49
(1971)– [tijdschrift] Gulden Passer, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 6]
| |||||||||
De zestiende-eeuwse Nederlandse drukken over boekhouden en handelsrekenen hoofdzakelijk in betrekking met Antwerpen
| |||||||||
[pagina 7]
| |||||||||
credit, leest men ‘aan’ en ‘per’ of ‘per balance’, dan slaat men doorgaans het boek dicht en wordt er gedacht aan, of gesproken van barbaarsheid, tenzij men het boek niet om de inhoud onderzoekt maar wel om het lettertype. Men maakt daarbij de bedenking, dat een zestiende-eeuwse uitgaaf van een klassiek auteur, met tekstverklaring en de onvermijdelijke emendaties van een humanist, toch nog iets anders is. Erasmus Schetz, de bankier te Antwerpen van de grote Erasmus, die zijn briefwisseling met de Rotterdammer voerde in een ongepolijst Latijn, wat hij zelf toegaf: indulge calamo tam barbari: zo gebruikte de zakenman quitancie, waarop de humanist hem betreffende syngrapha antwoordde, Erasmus Schetz dus schreef naar zijn zoon Gaspar, die later thesaurier generaal in de Nederlanden zou worden, dat noch Homeros, noch Vergilius wisten hoe geld te verdienen. En met dit geld verdienen zijn we midden in ons onderwerp aangeland. De zestiende eeuw was Antwerpen's gouden eeuw. Toen was de Scheldestad de wereldmarkt en de toenmalige beurs was hetgeen Wall Street nu is. Duitsers en Fransen, maar vooral Zuiderlingen zoals Italianen, Spanjaarden en Portugezen dreven handel te Antwerpen, om van de eigen poorters en ook de Engelsen maar te zwijgen. Die handelaars hadden bedienden nodig, bedienden die handelskennis bezaten. Zo heb ik mij afgevraagd of die te Antwerpen beschikbaar waren en waar ze hun opleiding hadden genoten. En ik belandde bij de schoolmeesters, die onderricht gaven in rekenen, boekhouden en talen, die daar leerboeken over schreven ten behoeve van hun leerlingen en van de koopman die hoger op wilde. Tegenwoordig zijn handelsrekenen en boekhouden gescheiden. Maar tijdens de zestiende eeuw was dit niet het geval. Auteurs van betekenis, zoals Mennher in het zuiden en Claes Pieters in het noorden brachten in één leerboek de stof van beide onder. Het heeft dan ook geen zin voor die periode de ene techniek te behandelen en de andere over het hoofd te zien, voor zover men belangstelling opbrengt voor het onderricht van de koopman. Nadat de schoolmeester zijn leerling in rekenen had bekwaamd, kwam boekhouding aan de beurt als bekroning van het onderricht. Nu beschikten wij wel sedert 1927 over de voortreffelijke doctoraats- | |||||||||
[pagina 8]
| |||||||||
dissertatie van Pieter de WaalGa naar voetnoot2, maar we moesten wachten tot 1960, wanneer Dr A.J.E.M. Smeur zijn doctorale dissertatieGa naar voetnoot3 liet verschijnen, om een overzicht te bekomen van de productie in de Lage Landen en ons zo toe te laten het materiaal voor deze lezing te overschouwen. Voegen wij er onmiddellijk aan toe, dat het opsporen van dit materiaal alleen beide auteurs veel tijd en moeite heeft gekost. Zestiende-eeuwse tractaten over rekenen en boekhouden behoren nu eenmaal tot de bibliografische zeldzaamheden. Men is heel tevreden wanneer een bepaald exemplaar in een noord- of zuidnederlandse bibliotheek, of archief, aanwezig is. Dit is wel te wijten aan het feit, dat de belangstelling voor dit soort van werken in de vreemde vroeger werd opgewekt dan bij ons. Reeds in 1847 had Augustus De Morgan zijn Arithmetical Books laten verschijnen. In de Verenigde Staten verzamelde kolonel Robert N. Montgomery oude handschriften over comptabiliteit en schonk zijn collectie aan de Business School Library van Columbia University te New York. De door David Eugen Smith in 1908 in Rara ArithmeticaGa naar voetnoot4 beschreven driehonderd rekenboeken, die in het bezit waren van George Arthur Plimpton te New York, werden aan de bibliotheek van dezelfde universiteit overgemaakt: maecenaat dat navolging verdient. Deze Columbia University bezit volgende Nederlandse drukken, die elders niet aanwezig zijn:
| |||||||||
[pagina 9]
| |||||||||
Nu is het echter zo, dat noch bij De Morgan, noch bij David Eugen Smith, de Nederlanden tot hun recht komen, op verre na niet; daarom zijn de werken van de Waal en Smeur zo belangrijk. Wanneer wij nu van bibliografisch standpunt uit met die productie kennis maken, moeten wij eerst de gehele Nederlanden overschouwen en daarin de Antwerpse drukken plaatsen. Voor de zestiende eeuw konden wij 109 uitgaven optekenen van in de Nederlanden gedrukte werken over rekenen - en algebra - en boekhouden. Daarvan handelen 14 werken uitsluitend over boekhouden en zijn er 6 die zowel rekenen als boekhouden aanleren. Van 10 uitgaven zijn de drukkers onbekend Van de 76 Zuidnederlandse drukken heeft Antwerpen alleen er 68 bezorgd, daarin begrepen de 10 uitgaven waarvan wij de drukker niet kennen; 11 ervan verschenen vóór 1550, 57 van 1550 tot 1600. 9 Antwerpse uitgaven hebben uitsluitend betrekking op boekhouden en 2 op rekenen en boekhouden. Gent en Leuven bezorgden elk 3 drukken - 1 Gents drukker is onbekend - en Brugge en Brussel bezorgden elk 1 druk. Noordnederland leverde 33 drukken op - de helft van hetgeen Antwerpen alleen op de markt bracht. Van die 33 drukken zijn er 5 die uitsluitend handelen over boekhouden en 4 over rekenen en boekhouden. Amsterdam komt hier vooraan met 12 drukken, waarvan 3 over boekhouden en 3 over rekenen en boekhouden. Leiden leverde 6 drukken, Middelburg 4, Deventer 3, Dordrecht 2, Alkmaar 1 druk over rekenen en boekhouden, Franeker 1 druk over boekhouden, Haarlem, Rees Rotterdam en Zwolle elk 1 drukGa naar voetnoot5. Samengevat: het zuiden leverde 70% van de productie op, het noorden 30%. Van die 70% voor Zuidnederland heeft Antwerpen het leeuwenaandeel of 90% ge- | |||||||||
[pagina 10]
| |||||||||
drukt. Verwonderlijk is het niet, gezien haar positie als wereldmarkt. In het zuiden kennen wij 7 auteurs over boekhouden, in het noorden 3: Claes Pieters, Mellema en Van Hoorebeke. Mellema verbleef dan nog geruime tijd te Antwerpen, Van Hoorebeke is hoogstwaarschijnlijk een Zuidnederlander die zijn werk in het noorden uitgaf en Pieters heeft de invloed van Mennher ondergaan. Wie drukte nu die boeken te Antwerpen? Vooraan staat Gillis Coppens van Diest met 13 drukken, zowel voor eigen rekening als voor Gregorius de Bonte en voor Jan Withage I; hij laat de overige drukkers ver achter zich; hij is de drukker bij uitstek van rekenkundig werk. 4 Drukken leverden Simon Cock, Christoffel Plantin en Jan Withage I, deze laatste zowel voor hemzelf als voor Hendrik Hendrikse en Jan en Peter Bellerus; - Anthoni de Ballo, Gillis van den Rade en Jan van Waesberge nemen er elk 3 voor hun rekening. Gregorius de Bonte, Anthony van Diest, Jan van der Loe en Niklaas Soolmans bezorgen er elk 2. Een druk ten slotte verscheen resp. bij Jan Bellerus, Petrus Bellerus, de erfgenamen van Arnold Birckman I, Jan van Ghelen II, Hendrik Hendriksen, Marten Huyssens, Gelein Janssens, Peter van Keerberghen, Marten de Keyser, Mattheus de Rische, Jan Severs, weduwe en erfgenamen van Jan Steels, Peter van Tongeren, Hieronymus Verdussen I, Willem Vorsterman, de weduwe Withage voor Gelein Janssens. Dit maakt 58 uitgaven, bezorgd door 27 drukkers. Nu moet ik er toch de aandacht op vestigen dat zulke statistiek maar een betrekkelijke waarde heeft. Wij kunnen ze alleen opmaken voor bewaarde of bibliografisch voldoende nauwkeurig beschreven werken. Van sommige is geweten dat ze hoogstwaarschijnlijk zijn verschenen, maar ze zijn spoorloos geworden. Zo wist men uit bibliografieën dat John Weddington een Engels werk over boekhouden had geschreven, maar meer dan anderhalve eeuw lang bleef het zoek, tot in 1957 een exemplaar te voorschijn kwam in de bibliotheek van Blair's College, Aberdeen, Schotland. Het is een Antwerpse druk, waarop het adres van Peter van Keerberghen vermeld is. In Engeland zoekt men sinds jaar en dag naar Hugh Oldcastle's A Profitable Treatyce, het oudste werk in het Engels over boekhouden, een quarto waarvan de druk op 14 augustus | |||||||||
[pagina 11]
| |||||||||
1543 beëindigd werd te Londen door John Gough. De uitgave gebeurde waarschijnlijk door de zorgen van de weduwe van de auteur, nadat deze eind februari van hetzelfde jaar overleden was. In 1779 kwam het boek nog voor in de veiling van Edward Rowe Mores. Oldcastle was een Londens schoolmeester. Zijn tractaat werd in 1588 heruitgegeven - waarschijnlijk met de vrijheid van tekstwijziging die toenmalige auteurs zich veroorloofden, door een ander schoolmeester, John Mellis, die zegt dat hij niet de auteur is, maar wel de ‘vernieuwer en heropwekker’Ga naar voetnoot6, zoals hij zich uitdrukt, van een vroeger werk dat hij niet noemt, maar dat wij veilig als dit van Oldcastle mogen beschouwen. Nu dringt zich met dit werk een eigenaardige vergelijking op, en wel met onze Ympyn. De druk van diens leerboek voor boekhouden werd op 26 juli 1543 beëindigd, negen dagen vóór dit van de Engelsman, en ook hier werd de uitgaaf bezorgd door de weduwe van de sedert september 1540 overleden auteur. Beide auteurs hebben aan Italiaanse bronnen ontleend. Het weervinden van Oldcastle's Treatyce zou enige problemen, gesteld in verband met de geschiedenis van het boekhouden, aan een oplossing kunnen helpen. C. Le Paige beschreef in 1890Ga naar voetnoot7 de Antwerpse druk, van 1566, bezorgd door Gillis Coppens van Diest, van de Arithmetica van Willem Raets. De titel wordt zo volledig afgedrukt, dat we er wel niet mogen aan twijfelen dat Le Paige inderdaad een exemplaar van het boek onder ogen heeft gehad. Maar hij, die steeds nauwgezet aangeeft waar hij zijn titels gevonden heeft, laat het ditmaal na en Dr. Smeur heeft geen exemplaar van het bewuste werk kunnen terugvinden. Berust het boek soms in een particuliere bibliotheek, waarvan de eigenaar niet wenste bekend te worden? In privé bibliotheken zijn bepaald werken aanwezig die nooit werden opgetekend. - Gielis van den Hoecke, in 1537, en Gemma Frisius, in 1540, dragen hun Arithmetica op aan de toenmalige prior van de Antwerpse St.-Michielsabdij, die wel een befaamd mathematicus zal geweest zijn. Het betreft Guilielmus Rhetius, | |||||||||
[pagina 12]
| |||||||||
d.i. Willem van Rethy, maar over hem bezitten wij geen enkele bio- of bibliografische inlichting. Wij herinneren er aan dat het exemplaar van Ympyn's werk over boekhouden, in bezit van de stadsbibliotheek van Antwerpen, aan de St. Michielsabdij aldaar heeft toebehoord. - Op 23 juli 1963 werd bij Sotheby's te Londen een rekenboekje geveild, uitgegeven te Londen in 1593. Het betreft een Engelse vertaling, onder de titel The Practize of Cifering made by Fraunces Flory of Lyle, Arithmetician..., Translated out of French into English, by Iohn Waddington, grocer. Flory, die we nog zullen ontmoeten, en Weddington, die we reeds genoemd hebben, een Nederlander van Rijsel en een Engelsman, verbleven beide te Antwerpen. Niemand wist af van het bestaan van die Engelse vertaling. Tijdens de zeventiende eeuw doen zich gelijkaardige gevallen voor. Een Engelsman vestigde zijn verblijf te Amsterdam, Richard Dafforne, die schoolmeester werd in deze stad of, zoals hijzelf zegt, ‘om de zorg-kamer te bewaren zoals Erasmus het in zijn Moria noemt’. Hij gaf daar een aan filologen welbekende Grammatica ofte Leez-leerling-Steunsel uit in 1627, waarin hij een twintigtal Nederlandse werken over spraakkunst van zijn voorgangers citeert en waarin hij ook mededeelt dat hij te Amsterdam in 1621 een werk over boekhouden had gepubliceerd: Memoriael in de Duytsche end' Engelsche Talen, dat verloren is geraakt. Nadien is Dafforne naar Engeland weergekeerd en is daar boekhouder van beroep geworden. Hij heeft er nog verscheidene werken over zijn vak laten verschijnen. Een vergelijking tussen het verloren gegane Nederlandse werk en zijn latere Engelse zou zeer nuttig zijn. Dafforne kende inderdaad Zuidnederlandse auteurs; hij noemt Anthony Smyters bij name. Het weervinden van het Nederlandse werk zou toelaten uit te maken in welke mate hij van Noord- of Zuidnederlandse auteurs heeft ontleend. Dit weervinden van bij name gekende werken is soms een hopeloze onderneming. Het levenswerk van Nijhoff-KronenbergGa naar voetnoot8 eindigt in 1540, maar eens dit fatale jaar overschreden komt men in no man's land, waar de sindsdien verschenen of in verschijnen zijnde bibliografieën slechts ten dele als gids kunnen dienen. | |||||||||
[pagina 13]
| |||||||||
Indien men werken vindt die bij de Waal of Smeur niet voorkomen, moet men die auteurs de steen niet toewerpen, maar we moeten hen dankbaar zijn dat ze toch nog zoveel hebben aangeboden. De Rara Arithmetica van Smith vermeldt 32 Nederlandse uitgaven; Smeur geeft er meer dan driemaal zoveel. En nu de Antwerpse drukkers. Beginnen we met Christoffel Plantin, van wiens persen vier werken zijn gekomen, en wel in 1560 het Bvechhalten van Mennher voor rekening van de auteur; in 1567 de Instruction over boekhouden van Savonne; in 1582 van Mattheus Hostus, een Duitser, De numeratione emendata, veteribus Latinis et Graecis usitata en in 1584 van Peter Heyns de Instruction de la lecture française, et du fondement de l'arithmetique. Even stilstaan bij het door Plantin in 1567 gedrukte leerboek voor boekhouden van de Fransman Pierre Savonne, dat door de auteur op 12 februari 1567 werd opgedragen aan de bekende Antwerpse groothandelaar Gillis Hooftman, afkomstig van Eupen. 1567 noemt Dr. Voet voor Plantin het jaar van de vrees. In oktober deed Alva zijn intrede in Antwerpen; de ketterjacht nam voor goed een aanvang en Plantin was nu bepaald niet wat men een orthodox katholiek kan noemen. Aan Savonne betaalde de drukker voor het handschrift en het door de auteur bekomen octrooi van de koning van Frankrijk - een deel van de oplage droeg het Parijse adres van Plantin - de somme van 45 gulden. Uit het Plantinse archief weten wij dat, luidens een gedetailleerde kostprijsberekening, de oplage plus minus 300 gulden kostte, daarin begrepen 3 gl. 15 stuivers voor koperen lijnen, die moesten dienen om de journaalposten en de rekeningen van het grootboek af te lijnen, en 12 gulden die betaald werden aan Martin Everaert om het tractaat te schrijven, waarschijnlijk om er een voor de druk geschikte kopij van te maken. De gehele oplaag bedroeg 800 exemplaren, waarvan de auteur er 100 bekwam, zodat er voor Plantin 700 overbleven. Die brachtten hem 1200 gulden op, vier maal zoveel als het drukken gekost had. Elk exemplaar werd dus door Plantin aan 1 gl. 15 st. verkocht. In de veronderstelling dat Savonne zijn exemplaren aan minstens deze prijs verkocht aan zijn leerlingen, brachten ze hem 175 gl. op. Voeg daarbij een deel van de 45 gl., hem door Plantin betaald voor handschrift en octrooi, | |||||||||
[pagina 14]
| |||||||||
met daarbij de gift van Hooftman, dan was het alleszins én voor de drukker, én voor de auteur een winstgevende zaak, eenmaal alle exemplaren verkocht zijnde. En dit is hier wel het geval geweest; het tractaat werd later nog meermaals te Lyon herdrukt. - Savonne was geboren in Avignon. In 1572 werd hij poorter van Antwerpen en verbleef dan twee jaren in de Scheldestad, waar hij als schoolmeester werd aanvaard en ook handel dreef. Mevr. Natalie Zemon Davis, van New York, dezelfde die in dit tijdschrift in 1957 een bijdrage publiceerde over de jeugd van Christoffel Plantin te Saint JustGa naar voetnoot9, liet in 1960 een bijdrage verschijnen, getiteld Sixteenth-Century French Arithmetics on the Business LifeGa naar voetnoot10, waarin ze Savonne behandelt, die inderdaad ook een leerboek over rekenen had geschreven. In een nota in handschrift op het exemplaar van haar bijdrage, dat ik consulteerde, schrijft ze dat het volledige bewijs van Savonne's protestantisme in de bewust bijdrage niet geleverd wordt, maar op grond van contacten van Savonne met bepaalde handelslui, o.m. met de protestant Balbani, en met boekdrukkers en uitgevers, en van het materiaal dat ze in haar nota's beschikbaar heeft, concludeert ze dat Savonne protestant was. Men kan de vraag stellen: is deze Savonne soms een aanhanger geweest van het Huis der Liefde - te Parijs bvb. - en is hij op deze wijze met Plantin in betrekking gekomen? Na Plantin moeten wij kennis maken met de voornaamste drukker van mathematische werken in de Nederlanden van de zestiende eeuw: Gillis Coppens van Diest. Wij zegden reeds dat hij dertien uitgaven van rekenen en boekhouden op zijn actief heeft, zijn zoon Antonius, twee. En er zijn belangrijke werken onder. Vader drukte voor Gregorius de Bonte de editio princeps, 1540, van Gemma Frisius' Arithmetica. Voor Anna Swinters, de weduwe van Jan Ympyn, bezorgde hij in 1543 de Nederlandse en Franse uitgaven van de Nieuwe Instructie - Nouvelle Instruction, het eerste werk over boekhouden in de Nederlanden en ook het eerste dat in het Franse taalgebied daarover verscheen. Ook de eerste uitgaaf van Willem Raets' Arithmetica kwam in 1566 van zijn | |||||||||
[pagina 15]
| |||||||||
pers. Maar het is vooral Mennher die bij hem liet drukken tussen 1560 en 1570. Twee werken daarvan zijn in het Duits gesteld: de Arithmetica Practice van 1560 en het Buechhalten van 1563. In 1561 drukte hij het Livre d'Arithmetique, in 1563 de Arithmétique, in 1564 Practique des triangles spheriques, dat soms bij de Practique pour tenir livre de comptes gevoegd is, in 1565 de Practicque pour brievement apprendre à ciffrer & tenir livres de comptes, waarvan het tweede tractaat het leerboek voor boekhouden is, dat de datum van 1564 draagt; in 1570 de Arithmetique van dezelfde Mennher. Op de 2e augustus 1565 beëindigde Gillis Coppens van Diest de druk van een Latijns werk: Insulae Melitensis, quam alias Maltam vocant, Historia, waarvan de auteur niet is vermeld, maar dat wij wel op rekening mogen schrijven van de Duitse Calvinist Wilhelm Klebitius, die wegens geloofsovertuiging uit Duitsland langs Noordnederland naar Antwerpen kwam, waar hij door het geven van lessen in de wiskunde in zijn onderhoud trachtte te voorzien. Ten einde aan opsluiting te ontsnappen nam hij de wijk naar Keulen, waar hij toch in de maand maart 1566 gevangen werd gezet. Wij hebben zijn spoor te Antwerpen niet teruggevonden. Zijn werk, beantwoordt, in de vorm van wiskundige opgaven, vragen als de geografische breedte van Malta, de schaduwrichtingen op het eiland, enz. Dat weer Gillis Coppens van Diest dit werk drukte van een toevallig te Antwerpen vertoevend vreemdeling bewijst, hoezeer hij als drukker van wiskundige werken bekend was. Zoon Antonius van Diest drukte in 1573 Mennher's Livre d'arithmetique, herzien door Michiel Coignet, dat ik als een van de beste leerboeken voor handelsrekenen van die tijd beschouw, en Coignet's Cent questions ingenieuses... de feu V. MennherGa naar voetnoot12. Vader en zoon Coppens van Diest zijn waarlijk de drukkers van handleidingen voor rekenen en boekhouden. Nu zijn van vader Gillis Coppens allerlei drukken bekend van 1539 tot 1570. Hij werd geboren te Diest rond 1496 en in St.-Ga naar voetnoot11 | |||||||||
[pagina 16]
| |||||||||
Lucasgild aanvaard in 1533; hij is overleden na september 1570 en voor 1573. Een Engels bibliograaf deelt mede, dat hij tussen 1563 en 1565 een tiental katholieke Engelse werken drukte. De man was ook bekend voor zijn geografische uitgaven en prentboeken. Aan de hand van de Oud-Nederlandsche Kaartmakers van DenuceGa naar voetnoot13 kunnen wij vaststellen dat hij van 1539 tot 1556 een aantal zij het minder belangrijke geografische werken drukte: de Cosmographia van Apianus, met commentaar van Gemma Frisius, De Radio Astronomico et Geometrico liber van dezelfde Gemma, Rudimentorum Cosmographicorum... libri IIII van Jan Richart en de Cosmographie du Levant van A. Thévet. In 1565 drukte hij een kaart, waarvan het museum Plantin-Moretus er prat op gaat het enig bekende exemplaar te bezitten: het topografische plan van Antwerpen van Virgilius Bononiensis, in bladen; op hout gesneden. In de rekeningen van Plantin zijn er sporen van vroege betrekkingen tussen Gillis Coppens en de vruchtbare Antwerpse kaartsnijder Hieronymus Cock. Helemaal bij het eind van zijn leven, op 20 mei 1570, drukte Coppens zijn voornaamste werk op geografisch gebied: het Theatrum Orbis Terrarum van Abraham Ortelius, waarvan Plantin het eerste exemplaar op 13 juni 1570 verkocht. Ik zegde reeds, dat bibliofielen meestal meer belangstelling hebben voor literaire drukken dan voor wetenschappelijke, waaronder rekenen en boekhouden. Zo is het dan te verklaren dat bij Gillis Coppens niet op deze laatste werken de aandacht werd gevestigd. En daaruit blijkt ook het belang van bibliografieën van een bepaalde wetenschap, liefst over een niet te lange periode. Daarbij dient de wens naar voren gebracht, dat wie over de geschiedenis van de wetenschap publiceert, voor een volledige bibliografische beschrijving zou zorgen; in dit opzicht is het werk van Dr. Smeur te prijzen. Na Gillis Coppens kunnen wij nog even blijven stilstaan bij een viertal andere drukkers van reken- of boekhoudkundig werk. Daar is Simon Cock, die vier zulke werken drukte van 1535 tot | |||||||||
[pagina 17]
| |||||||||
1545: dus een van de eersten die dit soort werk aandurfde. Hij drukte in 1535 Ung liuret du compte van Godevaart Gompaerts, in 1537 en 1545 van Gielis van den Hoecke Een sonderlinghe boeck en In Arithmetica een sonderlinge excellent boeck; in 1541 van Nicolas Le Bron Libellus de utilitate et harmonia artium. Hij is geboren een zevental jaren voor Gillis Coppens, en wel ca. 1489 en hij drukte van ca. 1519 tot aan zijn dood in augustus 1562. Als middelmatig drukker, iemand die actief was: zo drukte hij voor collega's te 's-Hertogenbosch en te Keulen. De Souterliedekens kwamen van zijn pers. Tussen 1519 en 1533 koopt hij renten en huizen, zodat zijn drukkerij hem toeliet geld te sparen en te beleggen. Gillis van den Rade drukte drie rekenkundige werken: in 1572, 1582 en 1586; ze zijn belangrijk. Vooreerst, in 1572, François Flory's Tariffe, ou Table proportionnelle des changes en Anvers, een werk dat tot de rariora behoort en dat een onderwerp behandelt dat voor die tijd zelden op zulke wijze werd uitgewerkt. Dan, in 1582 en 1586, van Mellema, Premier en Second volume de l'arithmetique, een degelijke handleiding, ook voor niet-wiskundigen belangrijk wegens de daarin voorkomende gedichten van de auteur. Het zijn fraai uitgevoerde drukken. In 1585 werd van den Rade naar Franeker beroepen door de Staten van Friesland, als drukker van de nieuw opgerichte academie en van deze staten. De man was geboren in Gent en vestigde zich te Antwerpen tijdens de tweede helft van 1570. Jan van der Loe drukte het eerste werk van Mennher, de Practique brifue op 1 september 1550 en op 20 april 1556 de Arithmetique seconde van dezelfde auteur. Afkomstig van Peel in het land van Luik, trok hij naar Antwerpen, waar hij in 1540 toekwam, drukker van beroep; in 1543 werd hij poorter. Hij huwde de dochter van Godevaart van Haecht en stierf in 1563. Zijn belangrijkheid als boekdrukker is te vergelijken met die van Simon Cock. Ten slotte nog een paar woorden over Niklaas Soolmans, die als meesterszoon - zoon van Merten Soolmans - in 1572 in St.-Lucasgild werd aanvaard. Hij is met twee drukken vertegenwoordigd: de Corte Maniere ende Styl om Boeck te houden van | |||||||||
[pagina 18]
| |||||||||
Bartholomeus Cloot, 1582, en het Livret de Comptes van Anthony Smyters van 1583. Hij is geen belangrijk boekdrukkerGa naar voetnoot14. Wanneer men de rekenboekjes van die tijd doorloopt valt het op, dat in de weinige gevallen waar de uitkomst van de opgegeven vraagstukken wordt aangeduid, het zetsel voor de zetter geen gemakkelijke taak was. Bij delingen bv. worden de cijfers van het deeltal met een schuin streepje doorgehaald. Men moet daarbij ook bedenken, dat de drukkers van die tijd maar over een beperkt aantal alfabets en cijfers beschikten, zodat deze hoogstens voor een katern toereikend waren; en doorstreepte cijfers zullen de meeste drukkers wel niet in voorraad hebben gehad. Bij Gillis Coppens van Diest is wel een specialisatie in het vak vast te stellen. Zoals hoger gezegd verscheen in 1567 John Weddington's A Breffe Instruction, een Engels leerboek voor boekhouden, het enige in die taal in de Nederlanden gedrukt, waarop als drukkersadres voorkomt: Prenttyd in Andwarpe (sic) by Petter van Keerberghen. Toen ik een fotografische afdruk van het werk onder ogen kreeg, was ik verbaasd dat van Keerberghen, waarvan kan betwijfeld worden of hij wel ooit keurig werk heeft voortgebracht, om niet te zeggen of hij wel ooit zelf gedrukt heeft - hij liet o.m. volksboeken door Plantin drukken - dat van Keerberghen dit mooie drukwerk zou bezorgd hebben. De lijst, waarin de titel gezet is, komt ook voor in Guicciardini's Descrittione di tutti i Paesi Bassi, door Willem Silvius tijdens hetzelfde jaar gedrukt. Zou soms Silvius het Engelse werk voor rekening van van Keerberghen hebben gedrukt? Guislain Janssens drukte in 1592 van Renterghem's Instruction nouvelle pour tenir le livre de compte. In 1598 drukte Anthoni de Ballo het Claer ende Cort bewijs om te leeren boeck-houden, van Marten vanden Dycke. Het oudste bekende rekenboek in het Nederlands, Die maniere om te leeren cyffren na die rechte consten Algorismi - met Algorismus bedoelde men in de zestiende eeuw praktische rekenkunde - verscheen te Brussel in 1508 bij Thomas van der Noot. Prof. P. Bockstaele van Leuven heeft dit boek en zijn herdrukken uitvoerig | |||||||||
[pagina 19]
| |||||||||
besprokenGa naar voetnoot15. Omstreeks 1510 verscheen er bij Willem Vorsterman ‘in die vermaerde coopstadt van Antwerpen’ een heruitgaaf van, vermeerderd met een handleiding over het penningrekenen. Reken-of legpenningen zijn aan numismaten wel bekend; er bestaan heel mooie exemplaren, zelfs van zilver, maar hoe ze gebruikt werden weet men meestal nietGa naar voetnoot16. Rekent men oude optellingen na, dan gebeurt het wel dat men fouten ontdekt - die gebeuren ook nu nog - maar dat onze voorouders bij het gebruik van de abacus al eens fouten maakten was bijna onvermijdelijk: men kende tijdens de zestiende eeuw geen tiendelig stelsel. De Maniere, die rekenen met de legpenningen onderwees, zoals vele andere tractaten dit deden, werd verscheidene malen herdrukt. Wanneer we zeggen: het oudste bekende rekenboek in het Nederlands, dan bedoelen wij: het oudste gedrukte werk. Inderdaad, zowel voor rekenen als voor boekhouden zijn er tractaten in handschrift bekend. Zo wordt er een Brugs rekenboekje bewaard van 1463, in het Nederlands gesteldGa naar voetnoot17, dat handelt over gezelschapsrekening van tijd, over mengeling, over winst- en verliesrekening op goederen, over wissel en arbitrage, over barteren of ruilhandel. Zoals uit deze opsomming blijkt, was het door een koopman opgesteld geworden. Het Antwerpse stadsarchief bewaart een handschrift van Michiel Coignet, van 1587Ga naar voetnoot18, waarin de vraagstukken van het rekenboek van Mennher, door Coignet in 1573 uitgegeven, opgelost worden volgens de methode van de zogenaamde practijk, d.i. het bekomen van een oplossing door vereenvoudigde bewerkingen. Dit handschrift van Coignet is wel een uitzondering op de algemene regel: de rekenmeesters geven doorgaans alleen het ‘facit’ op. Ook in zijn beantwoording van de Cent questions ingenieuses, door Mennher opgegeven, en waarvan deze alleen het facit vermeldt, wordt de | |||||||||
[pagina 20]
| |||||||||
berekening volledig toegelicht. Wat het boekhouden betreft, ook daarvan zijn zestiende-eeuwse handschriften bekend. Daar is vooreerst dit van Martinus Wentsel, afkomstig van Aken, die waarschijnlijk als boekhouder te Antwerpen werkzaam is geweest. De bibliotheek van de Technische Hogeschool te Delft bewaart van hem een handschrift van rond 1588, dat onder invloed van Mennher werd geschreven. Te Antwerpen waren er in de zestiende eeuw tractaten over boekhouden bekend van Hercules de Cordes en Peter Lottijn, de eerste een accountant in de hedendaagse betekenis, die in de zomer van 1570 naar Lübeck werd ontboden om er een boekhouding in orde te brengen, de tweede een schoolmeester die later koopman werd. Die tractaten in HS. gingen van hand tot hand. Zoals het ook met andere werken het geval is, bevatten sommige leerboeken voor rekenen en boekhouden een opdracht aan een of andere bekend koopman, of ook wel aan de magistraat. We hebben gezien dat Savonne zijn leerboek voor boekhouden opdroeg aan de groothandelaar Gillis Hooftman. Flory bewierookte de Franse koopman François le Fort in zijn Les Practiques de Chiffre. Mennher droeg zijn Practicque van 1565 in het Duits op aan de Antwerpse stadsmagistraat, maar diende tevens rekest in om een gift te bekomen. Hem werden twintig Filippusdaalders toegewezen. Het Livre d'Arithmetique van Mennher-Coignet van 1573 werd opgedragen aan Balthazar Schetz, en aan diens broer Melchior, die, naar Guicciardini, een goed wiskundige was, werd in 1570 geen werk over rekenen opgedragen, maar wel de Nederlandse vertaling van Die Historie van Karle de Vijfde van Alonso de Ulloa. Ook bevatten die leerboeken vleiende verzen, emphatisch proza tot lof van de auteur. Mellema's rekenboek bevat Latijnse verzen en proza en Nederlandse verzen van bewonderaars, maar insgelijks Nederlandse verzen van de auteur tot bewieroking van de vier burgemeesters van Aken en van twee Leeuwardse kooplieden, wat ook wel niet geheel belangloos zal geweest zijn. En de poëten die de auteur bewierookten zullen ook wel op zijn wederdienst hebben gerekend wanneer zij publiceerden. Wanneer verschijnt er een inventaris van opdrachten in zestiende-eeuwse werken? Mellema komt op voor eerlijke handel. Ga niet naar kaasverkopers, zegt hij, | |||||||||
[pagina 21]
| |||||||||
die het arme volk stropen door hen drie vierendeel voor een pond aan te rekenen; ook niet naar kruideniers die dagelijks naar Borgerhout en Berchem lopen. Hij bedoelt: waar het bier goedkoop was om daar geld te verteren dat ze met eerlijke handel niet in zulke mate konden verdienen. Ik heb ook de leerboeken voor rekenen en boekhouden, die in onze Antwerpse stadsbibliotheek bewaard worden, onderzocht om de evt. vroegere bezitters ervan te weten te komen. Het Nederlandse exemplaar van Ympyn's boekhouding, 1543, is, zoals gezegd, afkomstig van de Antwerpse St.-Michielsabdij; de uitgaaf, Lyon 1556, van de Opera van Joachim Sterck van Ringelberg, was bezit van de Antwerpse Jezuïeten. De Carmelieten Discalsen van Mechelen bezaten de uitgave van 1582 van de Arithmetica van Gemma Frisius, maar hun Antwerpse ordebroeders de Arithmetica Mercantile van Giovani Giacomolando, gedrukt te Venetië in 1640. Nu moeten wij nog even onderzoeken in welke taal die handleidingen voor rekenen en boekhouden werden opgesteld. Voor rekenen komen wij tot 95 handleidingen, waarvan: 40 in het Nederlands, waaronder 1 in het Nederlands en het Frans (Wentsel); 30 in het Frans; 21 in het Latijn; 2 in het Spaans; 1 in het Duits; 1 in het Italiaans, maar deze uitgave is een dubieus geval. Hoe verder wij opschuiven naar het einde van de eeuw, hoe meer werken er in het Nederlands verschijnen. Onder de Latijnse werken nemen de uitgaven van Gemma Frisius de eerste plaats in. Van zijn Arithmetica zijn 74 uitgaven bekend, waarvan 66 verschenen zijn tijdens de zestiende eeuw; ze werd echter meestal in het buitenland herdrukt. In de Nederlanden verschenen 9 Latijnse en 3 Franse uitgaven tijdens de zestiende eeuw; het boek werd vooral aan de universiteiten gebruikt. De twee Spaanse uitgaven zijn verschenen in 1567 bij twee verschillende Antwerpse drukkers, maar van hetzelfde werk van de Portugees Pedro Nuñez, die zijn oorspronkelijk in het Portugees verschenen leerboek van ca. 1532 in het Spaans vertaalde. Het is geen leerboek voor handelsrekenen. | |||||||||
[pagina 22]
| |||||||||
Het Duitse werk van Mennher verscheen in 1560 en behandelt daarentegen wel het rekenen voor de koopman. De twijfelachtige Italiaanse uitgave zou in 1578 te Antwerpen zijn verschenen en zou het rekenboek van Nicolo Tartaglio zijnGa naar voetnoot19. Wat nu boekhouden betreft, waarover twintig uitgaven zijn verschenenGa naar voetnoot20, daarvan kwamen er in Zuidnederland 11 van de pers, allen te Antwerpen. Van de 9 Noordnederlandse verschenen er 6 te Amsterdam, te Alkmaar, Franeker en Middelburg, elk 1. Van die 20 zijn er 11 in het Nederlands, 6 in het Frans, 2 in het Duits en 1 in het Engels. Maar hier moeten wij een scheiding maken in de tijd. Vóór 1576 verscheen 1 werk in het Nederlands, 4 werken werden in het Frans uitgegeven, 2 in het Duits en 1 in het Engels. Van 1576 af wordt de verhouding 10 Nederlandse uitgaven tegen 2 Franse. Vóór 1576 werden alle werken, t.t.z. 8, te Antwerpen gedrukt; van dit jaar af komt ook Noordnederland aan bod met, zoals gezegd, 9 uitgaven: de handel verplaatst zich naar het noorden. Maar de technici komen uit het zuiden. Jan Coutereels, een begoed man, rekenmeester, boekhoudkundige en kalligraaf te Middelburg, schepen te Arnemuiden, werd te Antwerpen geboren in 1574 en drukt fier ‘van Antwerpen’ op de titelbladen van zijn werken, zoals zijn Den Styl van Boeck-houden van 1603 en zijn cijferboeken. Heimwee van de emigrant? Smyters trok naar het noorden en de Antwerpse uitgaaf van zijn Arithmetique, 1580, wordt heruitgegeven te Rotterdam in 1609, 1610, 1620, 1634, te Amsterdam nog in 1662. Het noorden kent slechts drie auteurs over boekhouden: Claes Pieters, Wentsel en Mellema. Pieters staat dan nog onder de invloed van Mennher en Mellema, de Fries, verbleef gedurende acht jaren te Antwerpen en heeft waarschijnlijk daar zijn boekhoudkundige kennis opgedaan. Passchier Goessens, van Brussel, die geruime tijd te Antwerpen verbleef en naar Hamburg uitweek, publiceerde in die stad in 1594 zijn boekhoudkundig tractaat in het DuitsGa naar voetnoot21; de Zuidnederlandse invloed | |||||||||
[pagina 23]
| |||||||||
is in dit werk onmiskenbaar, evenals bij Michiel van Damme die een Frans leerboek over boekhouden te Rouen publiceerde in 1606Ga naar voetnoot22. Welk beroep oefenden de auteurs van reken- en boekhoudkundige werken uit? Zoals te verwachten is, waren het meestal schoolmeesters. Onderwijs verstrekten Jan van den Bosch, Niklaas Le Bron, Bartholomeus Cloot, Michiel Coignet, Jan Coutereels, Marten Creszfelt, Marten vanden Dycke, Melchior van Elselaer, François Flory, Godevaart Gompaerts, Adriaan van der Gucht, Hobbe Jacobsz. Helmduyn, Robrecht van Heusden, Peter Heyns Gielis vanden Hoecke, Zacharias van Hoorebeke, Elcius Mellema, Valentijn Mennher, Bartholomeus van Renterghem, Pierre Savonne, Jacob vander Schuere, Anthony Smyters, Bernard Stockmans, Zeger Tsertoghe, Marten Wentzel. Hoogleraren zijn Gemma Frisius, Petrus Beausard, Joannes Bronckhorst, Mattheus Hostus. In totaal 31 mensen uit de onderwijswereld op zowat 46 bij name gekende auteurs, of 70%. Een twintigtal ervan zijn van zuidnederlandse afkomst, of de 2/3. Men vorme echter geen verkeerd - zal ik zeggen pejoratief? - beeld van die schoolmeesters. Velen, zoals Mennher bvb., waren ook in de handel bedrijvig, voerden, zoals ze zegden, ‘train van de comenschap’ of ‘train de marchandise’. Hun leerboeken werden niet achter een bureau geschreven, zoals later maar al te dikwijls gebeurde, maar ze gaven weer wat in de handel voorkwam. De handelaars, die over rekenen of boekhouden schreven, Ympyn bv. deden hun eigen zaken kennen. De boekhouders-auteurs schreven neer wat ze bij hun meesters in de practijk leerden kennen. Maken wij nu heel vlugtig kennis met de inhoud van deze leerboeken, en wel van uit de hoek van het handelsonderricht. In zijn werk heeft Dr. Smeur de leerboeken voor rekenen van wiskundig standpunt uit onderzocht. Er zijn inderdaad werken die men bij een eerste kennismaking reeds kan onderbrengen bij de niet voor de handel geschreven leerboeken, zoals dit van Gemma Frisius. In diens uitgave van 1540 komt zelfs geen hoofdstuk over intrestberekening voor. Eerst in de Wittenbergse uitgaaf van 1544 | |||||||||
[pagina 24]
| |||||||||
en in de Antwerpse van 1547 handelt de auteur over intrest, die hij naar middeleeuws gebruik met de bij de canonisten gangbare term usura betitelt. Nu had de keizer, Karel V, bij plakkaat van 4 oktober 1540 aan kooplieden toegestaan geld te lenen ad hoogstens 12% intrest 's jaars, maar de kerk hield tot bij de aanvang van de negentiende eeuw vast aan de reeds door Aristoteles gegronde en door Thomas van Aquino herhaalde theorie van de onvruchtbaarheid van het geld. Alexander Lombard had bij het eind van de dertiende eeuw gesteld dat, aangezien usura bij goddelijk recht verboden is, de vorsten niet konden legifereren tegen de goddelijke wet in. Maar de leerboeken, zowel voor rekenen als voor boekhouden, behandelen bijna allen intrestberekeningen, of leningen, waarvoor soms meer dan 12% intrest wordt bepaald - bij Weddington bv. - en dit belette toch de geestelijke censor niet zijn goedkeuring tot drukken te verlenen. In Antwerpen was niet alleen de stadsmagistraat breed van opvatting, ook de geestelijkheid. Mennher's leerboeken voor rekenen zijn grotendeels voor de koopman bestemd, maar behandelen ook - zo in de Arithmetique seconde van 1556 en in de Practicque van 1565 - algebra of regel Coss, zoals ze meestal genoemd werd, en meetkunde. Ook Claes Pieters, die zijn algebra aan Mennher ontleent, en van den Hoecke handelen over de regel Coss en geven dus meer dan de koopman verlangde. Het beste leerboek voor de handelaar is, ik zegde het reeds, Mennher's Livre d'arithmetique, herzien door Coignet en in 1573 te Antwerpen gedrukt. Legt men dit werk naast de in 1560 en 1563 door Mennher zelf bezorgde leerboeken, dan valt onmiddellijk op dat de bewerking van Coignet veel ‘moderner’, frisser aandoet dan de naar Duitse trant en in Gotische letter gedrukte leerboeken van de Zuidduitser Mennher. Wat behandelt nu dit boek? Numeratie; munten, maten, gewichten, tijd; de hoofdbewerkingen; de proeven; de regel van drieën; breuken, d.i. gewone breuken; herleiding van munten, maten en gewichten volgens de ‘praktijk’; de verkeerde regel van drieën, de dubbele regel van drieën of regel van vijven; de regels van compositie en van conjunctie; de rekening voor kassiers; de regel van betaling; winst en verliesrekening; intrestrekening; reken- en meetkundige | |||||||||
[pagina 25]
| |||||||||
reeksen; worteltrekken, d.i. tweede en derde wortel; dagelijkse rekening; wisselrekening; rekening van voyage, d.i. vervoer; regel van gezelschap; facteursrekening; rekening van goud en zilver; muntslag; mengeling; ruil; regula falsi; discontorekening. Zoals men ziet, een uitgebreid rekenkundig program, dat door latere leerboeken - van der Schuere van 1600 bv. - op ongeveer dezelfde wijze wordt overgenomen en tot ver in de zeventiende eeuw ongewijzigd bleef. Aan wisseloperaties wordt in de leerboeken veel aandacht geschonken. De koopman van die tijd moest verder op de hoogte zijn van arbitragerekening, iets wat nu alleen in het bankwezen als een speciale functie voorkomt. Flory's Tariffe ou table proportionnelle des changes is voor de zakenman van vóór vierhonderd jaren wel een goede hulp geweest. Een rekenboekje van een heel andere soort is Peter Heyns' in 1561 verschenen Tot profijte van die willen leeren lustich rekenen. Dit leerboekje is geheel afgestemd op de behoeften van de ambachtsman. Rekeningen van de bakker, de slager, de kruidenier, de kleermaker, de lakenbereider, de suikerbakker en de smid, de tingieter en de oude kleerkoper, de metselaar en de timmerman, de handelaar in metalen, beleren ons beter over het zestiende-eeuwse dagelijkse bedrijf dan menige uitvoerige beschrijving. Over de leerboeken voor boekhouden zullen wij, gezien hun technisch karakter, korter zijn. Het oudste, dit van Ympyn, was van uitzonderlijke betekenis voor de koopman van toen. Het zette de Venetiaanse methode bevattelijk uiteen. Wij hebben vernomen dat Mennher een Zuidduitser van afkomst was. Nu kenden de Zuidduitsers sedert lang een bijzondere wijze van boekhouden, de zogenaamde facteursboekhouding, of de verantwoording van een facteur aan zijn meester. Dit systeem werd dan door Mennher in zijn eerste leerboeken van 1550 en 1560 toegepast. Maar in 1563 en 1564 is ook hij er toe gekomen de Italiaanse wijze uiteen te zettenGa naar voetnoot23. Savonne, in 1567, voldoet aan de eisen, die aan de dubbele boekhouding gesteld worden; zijn compensatie van betalingen ter jaarmarkt van Lyon en de koppeling daarvan aan de boekhouding is belangrijk. Insgelijks in | |||||||||
[pagina 26]
| |||||||||
1567 verscheen het leerboek van de Engelsman Weddington die de dubbele boekhouding aanleert, maar dan op de wijze van het gesplitste journaal, een methode die haast modern aandoet. Claes Pieters, die onder invloed van Mennher staat, geeft in zijn tractaten, verschenen in 1576 en volgende jaren, een vermogensbalans, daar waar zijn voorgangers slechts een boekhoudbalans doen kennen. Het leerboek van Bartholomeus Cloot, verschenen in 1582, is voor de tijd gebrekkig; zijn systeem komt later niet meer voor. Mellema is verwant aan Claes Pieters. Van Renterghem is niet origineel en vanden Dycke is onder de late discipelen van Ympyn te rekenen, zonder nieuwe inzichten bij te brengen, terwijl van Hoorebeke, de laatste uit de reeks, een volgeling van van Renterghem is. Nu blijft er ons nog over bij wijze van toemaatje, heel in het kort te handelen over het aanleren van vreemde talen, een eerste vereiste voor de koopman in het cosmopolietische Antwerpen van de zestiende eeuw. Schoolmeesters, die vreemde talen onderwezen, waren er voldoende en had men de eerste beginselen beet, dan moest men rond de beurs zijn oren maar spitsen en trachten te begrijpen wat die vreemde kooplieden vertelden. Pieter Kats, een accountant van Nederlandse afkomst die zich in Engeland had gevestigd, schreef in het Maandblad voor het BoekhoudenGa naar voetnoot24 dat hij vermoedde, dat Mennher geen Italiaans verstond. Waar zou hij het geleerd hebben? Onze stadsgenoot Emile De Hairs repliceerde daarop in hetzelfde tijdschriftGa naar voetnoot25 dat Mennher te Antwerpen wel gelegenheid had die taal aan te leren en verwees naar de Colloquia, door R. Verdeyen uitvoerig beschrevenGa naar voetnoot26. Zoals wij in onze De zestiende-eeuwse Antwerpse schoolmeesters vaststelden, onderwezen 5 meesters Hoogduits, 2 Engels, 17 Italiaans, 15 SpaansGa naar voetnoot27. De vocabularia of colloquia van Noël de Berlaymont, Antwerps | |||||||||
[pagina 27]
| |||||||||
schoolmeester die waarschijnlijk afkomstig was van Velaines, op de taalgrens tussen Doornik en Ronse, en de werken van Gabriël Meurier van Avennes, in het huidige département du Nord, waren zeer verspreid. Die colloquia bevatten in 1556 ook Spaanse, en in 1558 Italiaanse samenspraken. Wij mogen besluiten met te zeggen, dat de Antwerpse drukkers en schoolmeesters gelijke tred hielden met de opgang van het handelscentrum Antwerpen. | |||||||||
Summary
| |||||||||
[pagina 28]
| |||||||||
so did Jan Withage I. Anthony de Ballo, Giles vanden Rade and Jan van Waesberghe I printed 3 works each and Gregory de Bonte, Anthony van Diest, Jan vander Loe and Nicholas Soolmans, each 2. One work left the printing offices of Jan Bellerus, Peter Bellerus, the heirs of Arnold Birckman I, Jan van Ghelen II, Henric Hendriksen, Marten Huyssens, Ghislain Janssens, Petter van Keerberghen, Marten de Keyser, Mattheus de Rische, Jan Severs, the widow and heirs of Jan Steels (Steelsius), Peter van Tongeren, Hieronymus Verdussen I, William Vorsterman, the widow Withage: making a total of 58 editions, printed by 27 printers. During the sixteenth century, only one work was printed in English: John Weddington's A Breffe Instruction, and manner, howe to kepe, merchantes bokes, of accomptes. ‘Prenttyd in Andwarpe (sic) by Petter van Keerberghen in 1567; the only known copy in Blair's College, Aberdeen, Scotland. The book is printed with taste and I doubt that it really came from the printing press of Peter van Keerberghen, a man who had several popular books printed by Plantin, and who perhaps never printed himself. The border of the title-page occurs also in Guicciardini's Descrittione di tutti i Paeis Bassi, printed by William Silvius in the same year 1567. Silvius was a very outstanding printer. Did Weddington's work come perhaps from his press? The same Weddington translated Les Practiques de Chiffre of François Flory and had it printed in London in 1593 by Thomas Dawson under the title: The Practize of Cifering made by Fraunces Flory... Of the same Flory, an important work left the printing office of Giles vanden Rade in 1572: Tariffe, ou Table proportionnelle des changes en Anvers, which should have been a welcome aid to the merchant of that period. The same vanden Rade printed E. Mellema's Premier and Second volume de l'arithmetique in 1582 and 1586. In 1585, this printer was appointed by the newly erected academy of Franeker in Friesland. We said that 109 books appeared in the Netherlands on arithmetic and accounting, 6 treating of aritmetic and accounting as well. Of the 95 manuals on arithmetic, 44 appeared in Dutch, 30 in French, 21 in Latin, 2 in Spanish, 1 in German and 1 in Italian, but it is dubious that General Trattato di numeri e misure by N. Tartaglia ever came to light here. Of 20 manuals on accounting, 11 were printed in Dutch, 6 in French, 2 in German and 1 in English. Before 1576, 1 work on accounting was written in Dutch, 4 in French, 2 in German and 1 in English; after 1576, 10 works appeared in Dutch and 2 in French. Of 46 authors on arithmetic and accountancy, known by name, 31 were schoolmasters, or 70%; the two third of them lived in the Southern Netherlands. |
|