Liederen en gedichten uit het Gruuthuse-handschrift. Deel 1: liederen



[pagina 470]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten 111 Ga naar voetnoot+ Nu vroilic zinc, hertze ende moet! Ic wensche di tallen vruechden spoet. Ets recht, du gheifs mi zuer ende zoet.Ga naar voetnoot3 Toot alre stont, 5[regelnummer] Es mi dijn heil vul vruechden cont. In di so rust mijns hertzen bloet. Als ich die sien mach, vrauwe goet,Ga naar voetnoot7 Niet anders mi verbliden doet. Nu vroilic sinc, hertze ende moet! 10[regelnummer] Ic weinsche di tallen vruechden spoet. Ets recht, du gheifs mi zuer ende zoet.
[pagina 471]
Nu neimt mi, vrauwe, in dijn behoet! Ich bin al dijn, des bestu vroet, Ende bliven sal, hoe dat ye stoet,Ga naar voetnoot14 15[regelnummer] Troostlijc mont! Nu vroilic zinc, hertze ende moet! Ich wensch di tallen vruechden spoet. Ets recht, du gheifs mi zuer ende zoet Toot alre stont.	[tekstkritische noot]Rondeel. De 5de refreinregel wordt niet herhaald. (Jan Moritoen verlaat vanaf 98 - Egidius - meermalen het strenge rondeelschema.) voetnoot+ Acrostichon: Niete, Jan, Nie, Niet, Niet. voetnoot3 zuer ende zoet: hier wel op te vatten als ‘na het zure het zoete’. voetnoot7 die, l. di. voetnoot14 ende bliven sal, ‘en ik zal de uwe blijven’. stoet: hier wel op te vatten als een geapocopeerde vorm van de conjunctief stoede, ‘hoe het er ooit met mij voor zou komen te staan’.