Groot Nederland. Jaargang 24(1926)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 296] [p. 296] Nevel De adem van mijn kind gaat zwaar en om mij dringt de kamer zwart, Ik hoor den bloedslag van mijn hart dof als een klopper: ‘niemand daar?’ Op zieledeur rust zwaar een hand. - Dan, als een bloem, die opengaat, als kaars, die stil te branden staat, is 't, of zich langzaam iets ontspant. Ik wacht - zoo wacht een schip in nood.... Het licht ijlt door het duist're dicht. - Er is geen leven en geen dood. Er is alleen die goedheid groot, genade van gezegen licht, dat heel een wereld in zich sloot. c.w. sangster-warnaars. Vorige Volgende