Groot Nederland. Jaargang 24(1926)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 295] [p. 295] De nacht De nacht is zwaar van stom-verbeten lijden. Om 't leger kruipen martelend de uren, sluipende dieren, die, door giftig gluren, hun prooi verlammen, eer het komt tot strijden. Ik voel het eigen wee in 't groote wee verglijden. 't Is of dit eeuwig, eeuwig zoo zal duren; om 't bange lichaam branden helsche vuren. Geen God of Duivel kan mij nu bevrijden. - Dat is dezelfde nacht, waarin de blijden hun krachten storten tot verhoogde kracht, leven, dat, gevende, zijn groei verwacht. 't Is of in 't duister ruimten zich verwijden. En wat de dag bedoelde, wordt volbracht in den geweldsgreep van den donk'ren nacht. c.w. sangster-warnaars. Vorige Volgende