| |
| |
| |
Rika Doormans
Derde bedrijf.
(Volgende morgen. Kamer van het eerste bedrijf. Rika staat bij haar werktafeltje en kijkt beschreven vellen na. Bert komt spoedig binnen. Hij ziet ontdaan als van een doorwaakte nacht. Rika kijkt zwijgend naar hem alsof zij met inspanning terugdenkt aan wat is voorgevallen.)
(na pauze in diepe ontsteltenis):
Bert!
Zeg dat niet zoo, want ik ben niet dezelfde van hiervóór!
(aarzelend):
Ik ben ook niet dezelfde...
Nee, we zijn beide afschuwelijk veranderd.
(Rika ziet hem aan en maakt een beweging alsof zij naar hem toe wil snellen, doch zijn blik houdt haar terug. Hij gaat voort):
Zeg alleen maar of jij 't werkelijk geweest bent die eergisteravond in gezelschap van Henk Wiegers in dat cafee zat dat je zoo goed kent.
((beheerscht en langzaam):
Ja, ik was het. En hij was het. En wij hoorden bij elkaar, die avond.
Ik kwam alleen hier om van jezelf te hooren of het waar, of het wáár is - en dat weet ik nu.
(Hij gaat haastig heen.)
(tot Bert, terwijl hij de deur sluit):
't Is waar, ja, werkelijk waar!
(Zij blijft eerst als verdoofd staan, richt daarna langzamerhand weer de aandacht op haar werk. Gaat spoedig met de vellen papier naar de zijkamer rechts.
Sofie komt even later binnen. Ziet naar het werktafeltje, kijkt dan donker naar de gesloten deur der zijkamer en blijft weifelend. Dominee Riebeek komt daarna.)
(haar waarnemend):
Heb je hier iets onaangenaams gevonden?
Was 't niet beter geweest als je maatregels genomen had om haar hier vandaan te houden vanmorgen?
| |
| |
Ze was nog noodig voor Bert. Om nog een laatste twijfel bij hem weg te nemen.
Twijfelt hij dan nog aan iets?
Nu niet meer. Maar hij wou door haar zelf die samenkomst in dat cafee bevestigd hebben. Hij dacht nog aan een spookfiguur die op Henk Wiegers zou lijken en misschien ook zooiets voor haar in de plaats.
(gevoelig):
Hij laat je zulk ondankbaar werk doen.
Als het gelukt dan is het niet ondankbaar.
(verschrikt):
Als het gelukt? Denk je dan dat er nog gevaar is?
(na pauze):
Zeker. Er is nog wel gevaar.
Zij moet in elk geval zoo gauw mogelijk van hier verwijderd worden.
Dat is eenvoudig genoeg. Haar aanwezigheid hier is trouwens zoo'n oogenblikkelijk gevaar niet.
Ik heb papa zooeven de zaak uitgelegd. Hij nam alles ontzettend gewichtig en somber op en bleef stil zitten piekeren; daarom ging ik maar zelf hier naar toe om haar te beduiden weg te gaan. Maar ik zal het toch liever aan hem overlaten.
Als je haar kon beduiden weg te gaan uit Bert z'n hart dan was er meer gewonnen.
(peinzend):
Zij moet zich wel bewust zijn dat ze hem verloren heeft. Haar eigen gevoel zal 't haar zeggen.
En zijn gevoel zegt dat ook. En wij steunen dat gevoel.
Je was meer zeker van je zaak gister!
Mijn zekerheid is de rede. Ik wist van het begin af dat ik gelijk had en de feiten liepen nog mee. Maar de hartstocht kan nog een zonderlinge draai nemen, daar moet ik op bedacht zijn.
Hij was zoo heftig tegen haar, gisteravond!
Na het gesprek met haar daareven wordt hij kalmer. Hij denkt na, ik zag het. Het is beter dat hij kalm en verzoenend is tegenover haar dan heftig vijandig.
(Mijnheer Losser komt binnen en gaat met donker gezicht en zwaarwichtig in het vertrek om. Sofie verwijdert zich.)
| |
| |
(na pauze):
U zult juffrouw Doormans moeten zeggen dat zij haar werk op kantoor heeft deze korte tijd dat zij nog in uw dienst is. Bert moet haar hier liever niet meer ontmoeten.
(na pauze luid en somber):
Het is toch voorgoed afgesprongen?
(ironisch):
Ja en het zou wel dom zijn als het door onze nalatigheid weer werd aangeknoopt.
(zwaar):
Ik zal mijn plicht doen. En meer!
't Beste is natuurlijk om geen scène te maken. U kunt haar zeggen dat Sofie deze taak op zich neemt. Zij zal alles dadelijk begrijpen.
(als voren):
Laat dat aan mij over.
Graag, als u er maar niet mee talmt. Ook voor haarzelf wordt deze toestand heel onaangenaam.
Ik zal haar iets zeggen dat doodelijk zal zijn voor haar liefde.
((kijkt verwonderd en vorschend even naar de ander. Zegt):
Ik voorvoel iets. Maar ik geloof niet dat zij voor dat zware argument bezwijken zal.
Het zwaarste argument dat er in de wereld bestaat!
Niet voor jonge krachten.
(Rika komt uit de zijkamer met vellen getypt papier en begeeft zich naar het tafeltje. Nog voor ze gaat zitten wendt mijnheer Losser zich tot haar.)
U hoeft dat werk hier niet meer voort te zetten.
(ziet ernstig en kalm op, zegt rustig):
Bedoelt u dat ik nu dadelijk naar kantoor zal gaan?
Ja, wacht een oogenblik.
(Hij denkt even, begint dan):
Dit werk hier zal gestaakt worden omdat ik van plan veranderd ben. Ik zal deze papieren doen vernietigen.
(zeer verbaasd):
U bent dan wel erg veranderd op dat punt.
Ja, ik ben erg veranderd op dat punt. Ik heb uitgemaakt dat het een kostbare onzin is om uit piëteit voor
| |
| |
de overledene deze geschriften uit te geven. Ik heb ontdekt dat het tijd voor mij wordt om me de dingen klaar voor oogen te stellen.
En kan ik nu heengaan, mijnheer?
Ik wensch dat u mij nog even aanhoort. Wij hebben hier samen eenige dagen in de nevelen doorgebracht en nu moet er ook voor u helder licht komen. Wij hier, onze firma, onze familie, - wij zijn niet rijk zooals u en alle buitenstaanders denken en zooals dat vroeger het geval was. Wij hebben eenige geduchte knauwen gehad en wij zijn op 't oogenblik arm, bijna zoo arm als u bent, juffrouw Doormans. Dat is de helderheid die ik voor u even wou laten doorbreken, hoe ongewoon het ook zijn mag dat iemand als ik uitleg geeft van zijn zaken aan een ondergeschikte. Maar het is noodig voor u en voor ons dat u dat weet. -
(wat bewogen):
U weet nu ook dat niemand dit werk van u hier zal voortzetten en wat u gedaan hebt waardeer ik om de wille van de overledene.
(Tot dominee Riebeek):
Heb je nog iets hieraan toe te voegen?
Nee, hoe zou ik? Juffrouw Doormans zal aan uw woorden wel niet twijfelen.
(Rika staat nog aarzelend, is op het punt heen te gaan. Mijnheer Losser is zeer bewogen en begeeft zich inees bruusk en besloten naar de deur links die naar het aangrenzende huis leidt. Hij opent die, vat blijkbaar al zijn energie samen en verdwijnt, de deur achter zich sluitend. Dominee Riebeek en Rika zien verbaasd toe. Dan wendt Rika zich tot deze.)
Het spijt mij dat mijnheer Losser zooveel moeite heeft verspild voor niets. - Wat u betreft, dominee, u hebt het spelletje gewonnen!
Ja. U hebt Henk Wiegers hier in deze kamer gebracht. Maar het spijt mij toch niet dat ik hem heb teruggezien.
U neemt mij dus niet kwalijk wat ik gedaan heb?
Waarom hebt u zoo leugenachtig gehandeld in die geschiedenis? U hebt het geheel aan mij overgelaten de waarheid uit te brengen.
(koel en afgetrokken):
Ik weet niet waarom. Ik heb wel veel uitgebracht. Maar de waarheid werd van mij niet verlangd.
Uw verbintenis met mijn zwager was
| |
| |
een vergissing. Dat wou ik aantoonen en daarom deed ik wat ik deed.
(met koele trots)::
Misschien hebt u gelijk dat het een vergissing was. Ik heb zelf ook zoo gedacht en er naar gedaan. Ik heb Henk Wiegers gisteravond aangeboden met hèm te trouwen, maar hij wou niet, hij was bang dat hij met mij naar de kelder zou gaan.
(verrast):
Wou u dat? Dat is meer dan ik van u verwachtte!
Maar die vlieger is immers niet opgegaan zeg ik u.
Maar, - zou daar niets aan te doen zijn?
Nee. Ik ben te lichtzinnig. Ik had hem willen losrukken van u en van de kerk en hij heeft zich nog daaraan vastgeklampt.
U bent zeer strijdhaftig!
U ook. U zou mij heel graag winnen zooals u hem hebt gewonnen.
(ernstig):
Ik zou graag voor u de weg effenen tot dat huwelijk, ondanks de booze plannen die u hebt met mij en de kerk.
Ja, dat kan ik me van u begrijpen. Maar het is toch geen spelletje zooals ik eerst zei en ik zal u dat uitleggen.
(met gevoel en nadruk):
Ik voelde mij een oogenblik weer aangetrokken tot - die vroegere vriend van me omdat ik zeker iemand haatte. En ik haatte die zeker iemand omdat hij zich minachtend had uitgelaten over - Henk Wiegers en zijnsgelijken, nadat dat kastje hier gebrach was.
Toen is uw liefde ineens in haat omgeslagen?
Ja, - maar de liefde is wel gebleven!
Het is toch waar. Ik zeg het u omdat ik het aan iemand moet uitspreken. Het doet er verder niets toe, dat weet ik wel.
Het is goed dat u dit aan mij uitspreekt. Uw meedeeling is bij mij goed bewaard, maar mijn meening over de heele geschiedenis verandert er niet door.
Uw meening is voor anderen van waarde. Niet voor mij.
(Zij gaat heen. Dominee Riebeek zet zich, hij blijft nog even onder
| |
| |
de indruk van het gesprokene en schijnt voor zich zijn houding verder te willen bepalen.
Bert komt even later binnen. Hij neemt dominee Riebeek even waar, die hem koel en rustig aanziet.)
(gedwongen-koel):
Heb je met haar gesproken?
(spreekt langzaam, is oogenschijnlijk zeer rustig):
Ik zag haar. Zij mij niet. - Wees gerust, het compas staat op veilig. Ik had zelfs geen aanvechting haar te weerhouden, of nog iets te zeggen, ik zag haar alleen weggaan, dat is alles.
Ze is een wonderlijk mengsel van leugen en eerlijkheid. Ze vertelde me dat ze Henk Wiegers heeft aangeboden om met hem te trouwen, maar dat hij haar niet nam, uit vrees van met haar naar de kelder te gaan.
(langzaam):
Zoo. Ja, dat is wonderlijk.
(Hij loopt even heem en weer en blijft dan pal staan voor Rika's werktafel, met gebogen hoofd. Dominee Riebeek ziet naar hem en gaat na kleine pauze heen.
Even later komt Sofie de kamer in. Zij ziet naar Bert en gaat afwachtend en in eenige spanning zitten. Bert blijft eerst onbeweeglijk, wendt zich dan tot haar en zegt zoo beheerscht hij kan): Ze wou trouwen met Henk Wiegers. Dat snijdt iets in me weg dat nog levend was. Het is gek, maar 't is zoo.
(kalm, na pauze):
Ik dacht dat je al genezen was sedert je wist dat ze je heeft voorgelogen.
Wil je me even rustig aanhooren?
(met gevoel):
Natuurlijk wil ik dat.
Gister vroeg ze me om haar nog een beetje te verdedigen tegen jullie, ze dacht dat de ergste beschuldiging van jullie zou komen, maar dat was niet zoo, ikzelf heb haar een leugenaarster en een bedriegster genoemd gisteravond.
Ik heb haar dadelijk verdedigd, toen je zoo heftig was.
Ja, maar ik wil je nu zeggen hoe het eigenlijk gegaan is, ik zie het nu duidelijk. Dat zij loog en oneerlijk was kwam meer door mijn zwakheid dan de hare. Ik verhinderde haar aldoor om eerlijk te zijn.
Je gaat toch niet terug, Bert!
| |
| |
Ik vroeg of je me rustig wou aanhooren. Ik sta voor een muur en zij is aan de andere kant van de muur. Wil je nu dat ik met mijn hoofd tegen die muur bonk en zoo mezelf breek zonder de muur te breken?
(Sofie zit voorover geleund op de ellebogen, in donker gepeins. Bert gaat kalmer voort):
Ik wou je alleen uitleggen dat onze scheiding heel anders, veel behoorlijker had kunnen verloopen. Als ik het gewild had, als ik open geweest was voor haar bekentenissen, want dan zou ze mij dadelijk nadat zij die man gezien had alles verteld hebben.
(met bittere spot):
En dan had ik haar dadelijk met wat waardigheid kunnen verklaren dat een dergelijk medeminnaarschap me tegen was, zóó tegen, dat.... Nu vul zelf maar aan.
(gedwongen-kalm):
Je idealiseert haar nu. Als zij van waarheid hield, had ze eenvoudig niet gelogen.
Ik weet m'n schuld en dat wil ik nu eerlijk belijden. Ik was bang voor de waarheid en zoo hield ik er haar van af om openhartig te zijn. Het was geen listig overleg, ik maakte me niet vooraf bewust wat ik deed, maar achterna besef ik dat het gelijk stond met de ergste list. Om de waarheid tot het laatst toe op een afstand te houden!
(als voren):
Al zou het zoo zijn als je nu zegt en al had je misschien beter kunnen handelen, dan toch was het resultaat hetzelfde geweest.
Misschien. Ze heeft mij leeren zien als klein en ik heb van haar het onmogelijke gezien.
Ze had een zinnelijk verlangen naar meer dan één man, denk ik.
(wat heftig):
Gelukkig dat je daar niet àl te groot tegenover staat. Niet zoo groot dat je over de dingen heen kijkt en geen belangstelling hebt voor het kleine gedoe hier beneden dat toch je leven zou kunnen bederven!
Nee, ik sta niet boven de dingen, wees daar niet bang voor.
Maar je hoeft daarom ook niet alle trots op zij te stellen! Wij zijn die we zijn!
Juist, die gedachte was ook in mij, meer nog dan ik wist. En die gedachte heeft me van haar vandaan getrokken naar de leegte, naar de hel als ik 't zoo noemen mag. In dat deel van de hel, waar de duivels je alleen maar pijnigen door je uit te lachen. Je zou willen meelachen maar je kunt niet.
| |
| |
Ik voel mee met je, al kan ik je in die gedachten niet volgen.
Het zal lang duren eer m'n gedachten terugkeeren in de hoek waar jij ze zou wenschen.
(met hartstocht):
Ze zijn bij haar, zie je, ze zijn toch bij haar! - Maar wees gerust, ik zal me niet vernederen. Niet omdat ik nog te veel trots heb, maar omdat ik te veel - twijfel! Die zinnelijke liefde voor méér dan één man! - Zeg nu maar niets meer, het is zoo - heel erg - voldoende....
(Hij wendt zich in hevige onrust af, Sofie staat op en gaat na eenige weifeling heen. Hij blijft een tijdje alleen, in gedachten verzonken, minder onrustig.
Dan wordt geklopt en zonder antwoord af te wachten komt juffrouw Melles binnen.)
Bent u hier meneer? Ik ben zoo geschrokken.
(zonder aandacht):
Waarvan?
Ik hoor voetstappen hiernaast in 't leege huis. Zware voetstappen.
Der is niks gebleven dat ze kunnen stelen, hè?
Nee, daar denk ik niet aan.
(achteloos):
Waar denkt u dan aan?
Het is zoo vreemd. En meneer uw vader zie ik nergens.
Maar die kwam daar bepaald nooit meer, meneer.
't Zal een geest zijn. Als ik 't hoor zal ik hem wegjagen. Gaat u maar gerust weer uw gang. - Is mijn zwager nog in huis?
Ja, meneer.
(Zij gaat heen.
Even later komt dominee Riebeek binnen.)
Nee, maar nu je er toch bent wil ik nog wel iets van je hooren.
(strak):
Je hebt me daareven wel heel weinig verteld van haar. Alleen dat eene feit. Niet hoe ze was. Je moet een indruk gekregen hebben van haar gevoelens.
(na pauze, kalm en wat honend):
Ik wil je wel zeggen dat ze je dadelijk terug zal nemen als je 't haar vraagt. Dat was mijn indruk.
| |
| |
(met moeite):
Dat is niet wat ik wenschte te weten. Ik zocht naar je eerlijke overtuiging omtrent haar - liefde. Of die toch nog mij geldt, ondanks wat er gebeurd is.
(meer gelaten):
Maar ik zie wel, - die overtuiging krijg ik niet uit je.
(schouderophalend):
Ze zal je nemen en zich verbeelden dat ze weer van je houdt. En ze zal blij toe zijn dat het avontuur zoo goed afloopt, al leek het eerst anders.
(schamper):
Wees verliefd en blind, wil je zeggen, en alles zal terechtkomen.
(sterk):
Toon karakter! Kruip niet terug omdat je nu een beetje in de kouwe wind staat!
(Mijnheer Losser komt terug door de linker zijdeur. Hij is zeer ernstig, aangedaan en zwaarwichtig. Bert en dominee Riebeek zien in zwijgende en verwonderde afwachting naar hem.)
(eenigszins plechtig):
Ja, ik kom daar vandaan. Ik was daar in gedachte nog even met mijn zuster samen, omdat ik van nu af op haar weg niet meer zal komen.
(heftiger):
Mijn genegenheid blijft, maar ik spreek hier het schuldig uit over haar wat betreft het verknoeien van kapitaal en het opvoeden van menschen uit het volk tot onze gelijken, - en mezelf veroordeel ik ook omdat ik niet, toen het nog tijd was, mij heb gekeerd tegen dat streven.
(tot Bert, terwijl hij aanstalten maakt heen te gaan):
Aan jou blijft nu de taak om goed te maken wat wij misdreven hebben.
Bedoelt u - een nieuwe taak?
Je moet je leven in één richting brengen, anders zal het mislukken!
(Hij nadert de deur achter.)
(roept weerhoudend tot hem):
Wacht even, ik wil u niet zonder antwoord laten gaan. Van zulke wenschen, als u nu hebt, zonder een groote hartstocht, daarvan bouw je alleen kaartenhuisjes. Zoo is het Huis Losser ook indertijd niet gebouwd. En die groote hartstocht voor onze firma, die is er bij mij niet en bij u komt die - te laat!
(wendt zich nog even om, spreekt verzoenend):
Het is goed dat je nu tenminste je aandacht op de kwestie hebt gericht. Het is eenvoudig, veel eenvoudiger dan het je nu lijkt.
(Hij verwijdert zich.)
(met schampere spot):
Wat houdt dat laatste in? Heel eenvoudig: je moet een rijke vrouw zoeken en alles zal erg mee-
| |
| |
vallen. Dat is de schoone oplossing van de heele zaak!
(dominee Riebeek waarnemend):
Jij kijkt ernstig? Mag je je geen spot veroorloven ten opzichte van een zoo ingrijpende kwestie?
(koeltjes, terwijl hij gaat zitten):
Je spot er in je hart niet mee. Met wat hier op 't tapijt is gebracht. Waarom zal ik het dan doen?
Speel je nu de ondoorgrondelijke? Zeg liever wat je meening is in deze. Moet ik een rijke vrouw zoeken of moet ik de mooie ouwe firma laten zakken en, wie weet, laten zinken? Het is een moeilijk probleem. Geef jij een oplossing?
(donker en ernstig):
Hij is nooit heelemaal echt in zijn betuigingen, noch naar de eene noch naar de andere kant. Maar als het Huis valt dan weet ik dat er een heel echte, hopelooze bedroefdheid in hem zal komen en dat grijpt me machtig aan als ik er aan denk.
(innig en overtuigd)::
Ik zal altijd het zotte in hem zien en toch zal ik om zijnentwil mijn best doen om een catastrofe te voorkomen, - als ik voor me zelf al een gevoel heb van inzakking en onverschilligheid zooals nu.
(dominee Riebeek aanziende):
Jij speelt weer de ondoorgrondelijke. Geef je niet zooveel moeite. Ik weet heel goed wat je apprecieert in me en wat niet.
Wat je daareven zei was natuurlijk erg in de goede richting.
(uitdagend):
Moet ik in onze benarde omstandigheden een rijke vrouw zoeken of niet?
(gelaten):
Je zult niet zoo oppervlakkig zijn om deze liefde dadelijk te vergeten. Maar je zult je ook niet heelemaal van de wereld afzonderen.
Dat is heel vaag, heel vaag, maar ik bespeur er wel een richting in. Je zult je niet afzonderen wil zeggen: je zult in enkele huizen, in enkele gezelschappen blijven komen. Je zult het zoo aanleggen dat het niet mogelijk is weer een vergissing te begaan. Je zult óók niets anders willen, slechts passief zijn en afwachten, een paar jaar lang, tot het oude sterke gevoel versleten is. Zeg eerlijk of het je niet zóó voor oogen staat nu!
(met klem):
Ja, als je 't dan weten wilt! Zoo en juist zoo staat het me voor oogen. Als je zoo handelt heb je mijn achting, als je er van afwijkt zal ik je een zwakkeling vinden.
(verdiept en ernstig):
Ik weet het nu. Zooals zij getrokken
| |
| |
werd naar die man eergister, zoo voel ik nu mezelf naar een andere kant getrokken. En alleen één ding zou me kunnen weerhouden: m'n geloof in háár liefde. En dat is geschokt, 't is te erg in de knel gekomen. En ik kan het haarzelf niet vragen...
Nee. Want ze zal eenvoudig ja zeggen als je haar om liefde vraagt.
En de andere zal ook ja zeggen als 't me wat meeloopt. Is het ja van de eene zooveel meer waard dan van de andere? Ja, dat is toch zoo. Ja, - ja!
(Er wordt geklopt en daarna komt Kees, de pakhuisknecht, binnen met hamer en spijkers. Bert vraagt):
Wat kom je hier uitvoeren?
(wijst naar de deur links):
Ik moet van meneer die deur dichtspijkeren.
Aha, dat is positief. Dat is wat we hier noodig hebben. Ga je gang maar. Heb je wel eens geesten gezien?
(onderwijl reeds bezig):
'k Heb vrijwat gezien in m'n leven. Maar dat nog nooit.
Je was koloniaal vroeger, hé? Ik herinner me nog dat ik je met een mooi pakkie zag toen je met verlof over was. Ik was een kleine jongen toen. - 't Is waar, je hadt indertijd ook al een vrouw en een paar kinderen.
En daarvóór was ik wat ik nou ben. Ook al bij deze firma.
Ja, juist. Je ging uit baloorigheid een poosje de wijde wereld in, zeker?
(vertelt steeds tusschen het hameren door):
Ja, en om de waarheid te zeggen, ik kreeg ruzie om het loon, meneer. Omdat de verdienst hier toen niet meer was dan een schijntje. U hoeft u daar niets van aan te trekken, want 't was vóór uw tijd en uw vader had het hier toen ook nog niet te zeggen, - maar 't was zoo.
En wie zorgde zoolang voor je kinderen?
Dat het mijn vrouw alleen klaargespeeld. - Ik vocht laarginds, - zij vocht hier en zij had de zwaarste partij.
Deden ze hier niks voor ze?
Ze hielpen aan werkhuizen, meneer. - Moet ik deze deur dichtspijkeren om geesten te weren, meneer?
Nou, de geest van de weldadigheid bijvoorbeeld.
| |
| |
'k Heb 't al begrepen. - Maar 't zal wel om de dieven te doen zijn.
(met nog een paar slagen het karwei beëindigend):
Zonder een goed breekijzer komen ze hier vannacht niet binnen. Maar voor een geest sta ik heelemaal niet in. 'k Heb nooit gehoord dat die bang waren voor hout en spijkers.
Nee, daar heb je andere dingen voor noodig.
(Kees gaat heen. Dominee Riebeek zit in afgetrokken gedachten achterover geleund. Bert vervolgt na pauze):
Een armzalige oplossing, die deur dicht te spijkeren waardoor zij het eerst is binnengekomen. Armzalig en belachelijk!
Die deur slaat niet op haar.
Op 't verleden. De ouwe heer is symbolisch. Hoeveel geesten zouden er door die verboden deur naar binnen komen als ieder die met de ouwe firma nog wat te vereffenen had, zich geliefde te vertoonen?
(lakoniek):
Dat weet ik niet. Misschien een legertje.
(richt zich dan op en gaat voort, wat dof en ingehouden):
Maar je kunt die firma wel laten rusten. Je hebt toch alleen te verantwoorden wat je zelf doet. En die verantwoordelijkheid is op 't oogenblik voor jou heel groot!
(langzaam):
Juist. Het is goed dat je me wakker maakt.
(de ander sterk aanziende en besloten):
Ik neem die verantwoordelijkheid op mij!
(gespannen):
Verstaan wij elkaar goed op 't oogenblik?
Ja, ik geloof 't wel.
(met klem):
Zij kon niet anders handelen dan ze gedaan heeft! Zij moest die man opzoeken nu ze dacht dat hij in zooveel slechter omstandigheden was dan zij. En ze moest zich aan hem geven, ze moest hem aanbieden z'n vrouw te worden!
(staat op. Zegt beheerscht):
Je weet dat de firma nog overeind staat, mee door mijn steun?
Ik onttrek van nu af die steun daaraan.
Is dat je laatste argument?
Ja. Nu al het betere gefaald heeft.
Dit laatste middel faalt ook.
(Dominee Riebeek wil zich verwijderen. Bert gaat voort):
Je hebt dit laatste doodelijke wapen zorgvuldig achterbaks gehouden.
| |
| |
't Is geen doodelijk wapen. Het is eenvoudig zelfweer. Ik heb m'n finantieele steunpunt gezocht in de firma, ik zal dat voortaan daarbuiten zoeken.
Dat is - heel koel overlegd en logisch.
(met scherpe nadruk):
Geloof je dat ik alleen maar koel overlegd ben?
(hem met aandacht beschouwend):
Nee, der is een wonderlijk brandend vuur in je ziel. Godsdienst, rijkdom en de wetten van het behoud, alles smeult daar door elkaar. Maar je kunt mij met dat vuur niet meer aantasten - en ook haar niet!
(trotsch en gelaten):
Wij hebben met elkaar afgedaan.
(Hij gaat heen.
Bijna tegelijk komt juffrouw Melles met veger en blik en gaat bij de gespijkerde deur wat bijvegen. Zij wil zich terstond weer verwijderen.)
(is zichtbaar bewogen, zegt snel tot haar):
Wacht eens. Ik wou graag dat u iets voor me deed.
(ziet hem aan met ernstige belangstelling):
En dat is?
Naar juffrouw Doormans gaan en vragen of zij hier komt. Ik kan niet met haar praten op een vol kantoor.
(met instemming):
Ja, dat zal ik doen.
(met rustige zekerheid):
Ja, de voetstappen zijn weg en het onweer is overgetrokken.
(Zij gaat heen. Bert gaat zitten en wacht stil en in spanning. Als hij gerucht hoort komt hij snel overeind en wendt zich naar de deur.
Rika komt binnen. Zij is verwonderd en onzeker.)
(weifelend en niet luid):
Ben je nog niet heelemaal klaar met me?
(aangedaan en onvast):
Nee, het is alles nog erg onklaar.
(gedwongen-kalm):
Wat heb je me nog te zeggen?
Ben je zoo onbewogen als je woorden klinken?
Ja, dat geloof ik wel. Ik ben verdoofd en ik kan niet denken.
Laat ik je eerst nog iets meedeelen dat je niet weet. Ik ben gisteravond met dominee Riebeek naar dat cafee geweest waar
| |
| |
jij eenmaal gewoond hebt. -
(beschaamd en opgewonden):
Nou, die was goed, nietwaar?
Ja, dat was heel slim. Wat een grondig onderzoek!
(ernstig en ontroerd):
Ik zou nu de moed hebben met jou over vroeger te praten. Ik kan nu - werkelijk belang daarin stellen. Nu het misschien te laat is.
(schuldbewust):
Je moet heel wat verduurd hebben sedert eergistermiddag. Ik had ook niet genoeg belangstelling voor jou toen. Ik was wèg van je.
Ik weet dat het kwam door mijn minachting. Die heb ik niet meer. Ik kan nu ook in die man waar je van gehouden hebt, - waar je misschien nog van houdt, - belangstellen.
(aarzelend):
En dan niet op de manier van dominee Riebeek?
Nee, op de manier van jou!
(verrast en bewogen):
Daarom heb je me hier geroepen? Om me dat nog te zeggen voor een afscheid?
(zacht):
Denk je zoo vast dat het een afscheid moet zijn?
Ik ben weer verliefd geraakt op Henk Wiegers die avond.
(rustig en gelaten):
Ik weet dat het zoo moest gaan.
Gister toen jij kwam was hij net bij me geweest. Ook dat zal je nu wel geraden hebben.
En hield je toen weer van mij en liet je hem daarom gaan?
Nee, gisteravond hield ik noch van jou, noch van hem genoeg.
(nerveus en luid):
Gisteravond hield ik van de ijskoude leugen!
(zachter en Bert aanziende):
Omdat ik je nog haatte!
(rustig en zacht):
Maar nu haat je me niet meer?
Nee, dat is nu allemaal voorbij.
En wie van ons twee neem je?
Ik had hem gisteravond willen aannemen, maar hij wou mij niet.
(weifelend):
Je zou hem gisteravond genomen hebben uit medelijden?
Liefde en medelijden tegelijk.
(hem aanziende):
Weet je wat een sterke band dat maakt?
Ik weet het. Ik zie het aan jou oogen. En daarom ben ik nu niet bang je te vragen. Er zal gelegenheid genoeg zijn dat je voortaan ook met mij medelijden kunt hebben. Maar, - wil je me terugnemen?
| |
| |
(naar hem toekomend):
Heb je me dan de leugen en alles vergeven?
'k Denk er zelfs niet meer aan. Ik zie het nu alles heel anders dan alleen als schuld van jou!
Wat ben je nu mooi, - wat ben je nu open!
(half ontroerd, half schertsend):
Nu moet ik je een belofte doen dat ik je voortaan trouw zal zijn, ondanks m'n - trouwelooze aard. Het is een beetje - als een lichtekooi die een accoordje maakt met de heiligen. - Wil je me toch hebben?
(sluit haar in de armen):
Ik wil m'n geluk weerom dat ik verloren had!
(Einde van het laatste bedrijf.)
nine van der schaaf
|
|