leerde, een contemplatieve geest, doorkneed in de werken van de autoriteiten die ik dagelijks consulteer, zijn leven getuigde bovendien van een daadkracht tot in de dood. Ik daarentegen, kom nauwelijks mijn bibliotheek uit. Hem wilde ik eren met mijn vertaling van zijn werk, waarin hij het Geloof met het verstand tracht te bewijzen. Daar haalt iedereen zijn schouders over op, zelfs in de kerk. Wie me irriteerden, waren Sebonds opponenten. Zij wierpen zich als wolven op zijn Natuurlijke Theologie en gebruikten zijn argumenten tegen zijn bedoelingen. Ze wilden laten zien dat zijn redeneringen ten gunste van Gods bestaan even goed ten gunste van Zijn niet-bestaan pleiten. De rede is dus een zwaard dat naar twee kanten snijdt. Maar indien je weet dat iemand, zoals Sebond, het christelijk geloof belijdt, mag je zijn betoog niet verdraaien om hem tegen zichzelf te laten getuigen. Dat is oneerlijk en onethisch. Wie bijvoorbeeld constateren dat ik veel meer uit de Griekse en Romeinse klassieken citeer dan uit de kerkvaders - wat zo is -, en daaruit vervolgens de conclusie trekken dat de oude heidenen mij kennelijk nader aan het hart liggen dan degenen die voor het Evangelie hebben gezwoegd, zien over het hoofd dat ik mij bij herhaling katholiek noem. Ik ben, o bewonderaars van mijn essays, allerminst modern!
Wat anders is ‘modern’ dan meegaan met je tijd? Als iets mij drijft, als iets uit mijn schrijfsels spreekt, is het wel dat ik verandering schuw. Wat het bestuur betreft, moet er een de leiding hebben. Hoe een bestuurder tegenover de waarheid zijn houding bepaalt, is niet altijd eenvoudig. De rechtzinnige hoort in elk geval te kiezen voor de deugd. Maar hoe breng je dat in praktijk als de deugd zichtbaarder is aan de kant van de heterodoxen en de nieuwlichters? Hoe loyaal te blijven, en tegelijk gewetensvol? Hoe hoger je positie, hoe moeilijker dat is. Ziedaar de reden waarom ik mijn openbare ambt heb opgegeven. Qui pius vult esse exeat aula. Wie zijn handen niet vuil wil maken, verlate de vergadering.
Wie anderzijds de deugd overdrijft, loopt de kans ondeugdelijk te worden. Een eerlijk mens moet zich tonen zoals hij is, en niet een ideaalbeeld van zichzelf ophangen. Laat dat behalve in het algemeen, vooral zijn gezegd tegen puriteinen en revolutionairen. Hun euvel is dat zij te veel van de mens verwachten, of dat zij juist de teugels te veel laten vieren. Vrijheid is net zo funest als strengheid. Ketterijen leiden meestal tot een van die twee uitersten. In beide gevallen gaan hun aanhangers te gronde, daar zowel overdreven onthouding als overdreven genotzucht nooit lang zijn vol te houden zonder de natuur te beschadigen. Ziedaar waarom ketters uiteindelijk zichzelf straffen. Ondertussen kunnen ze sociaal veel onrust veroorzaken, en daarom vond de