verklaren van de Armeense genocide vereist kennis van het verval van het Ottomaanse rijk, de opkomst van het Turkse nationalisme, en het verloop van de Eerste Wereldoorlog. De moord op de Joden is niet te vatten zonder inzicht in het antisemitisme, de nationaal-socialistische heerschappij, en de context van de Tweede Wereldoorlog. De Cambodjaanse genocide vraagt onder meer analyse van de ideologie, de organisatie en de werking van het regime van de Rode Khmer. Het begrijpen van de genocide in Rwanda vereist kennis van het Belgische kolonialisme en van de voorgeschiedenis van de verhoudingen tussen Hutu's en Tutsi's in Rwanda. De voornaamste wetenschappelijke strategieën in het genocideonderzoek zijn contextualiseren, historiseren en vergelijkend denken. Inmiddels heeft dat onderzoek veel waardevolle studies opgeleverd - we weten heel veel over genocidale processen. Maar onder al die specificiteit en verscheidenheid naar omstandigheden, naar tijd en plaats, regime, samenleving en cultuur, lijkt soms een bijna universeel gegeven schuil te gaan. In de uitvoering van vervolging, massamoord en genocide, waar en wanneer ook, toont zich in verschillende vormen en varianten steeds weer een nietsontziende wreedheid van mensen ten opzichte van andere mensen.
Maar wat is wreedheid? In het alledaagse spraakgebruik staat het onder meer voor nodeloze hardheid, voor onbarmhartigheid en meedogenloosheid, voor het bewust en opzettelijk toebrengen van leed en het genieten daarvan. Het wordt vaak ook beschouwd als een min of meer constante trek van specifieke individuele mensen of als een vast aspect van hun gedrag. Sommige mensen zijn wreder dan anderen; bepaalde gedragingen gelden als wreed, andere niet. Een veel gehoorde gedachte in dit verband is de idee van ‘het beest in de mens’. Geconfronteerd met feiten over wreedheid, menen velen het antwoord al te weten. In nagenoeg elk mens zou een ‘beest’ huizen dat schuilgaat onder ‘een laagje beschaving’, of, in nog ontoereikender woorden, onder ‘een laagje vernis’. Valt dat laagje weg, dan komt het monster onverbiddelijk tevoorschijn. Dit is een gebanaliseerde versie van een in oorsprong veel diepzinniger inzicht van Freud die in zijn Civilization and Its Discontents (1930) schreef:
...men are not gentle creatures who want to be loved, and who at the most can defend themselves if they are attacked; they are, on the contrary, creatures among whose instinctual endowments is to be reckoned a powerful share of aggressiveness. As a result, their neighbour is for them not only a potential helper or sexual object, but also someone who tempts them to satisfy their aggressiveness on him, to exploit his capacity for work without compensation, to