De Gids. Jaargang 170
(2007)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 788]
| |
Ton Lemaire
| |
[pagina 789]
| |
geschreven. Eraan vooraf gaat de overtuiging dat er geen beleving is zonder formulering en dat deze wordt voltooid door haar te boek te stellen. Deze vorm van (bij)geloof leeft sterk onder schrijvers, menswetenschappers en filosofen, die elkaar in dit boek-‘fetisjisme’ bevestigen. Men denkt dat men om het leven en de wereld te kennen zo veel mogelijk boeken moet hebben gelezen en er liefst zelf nog enkele aan moet toevoegen. Het is dan onthutsend om te merken dat sommige mensen nagenoeg nooit iets lezen en dat voor hen de wereld van het boek helemaal niets betekent. Een leven met letteren blijft de smaak van een minderheid. Even schokkend vind ik trouwens de ontmoeting met iemand voor wie slechts één boek ertoe doet: het boek der boeken, de Bijbel, een tekst die andere boeken overbodig zou maken, tenzij als exegese of commentaar. Er bestaat een nauwe band tussen monotheïsme, heilige boeken en dogmatisme. Wie in één God gelooft en meent dat diens woord en wil zijn neergelegd in een heilig boek, denkt in het bezit van de waarheid te zijn en vindt dat anderen dwalen, bekeerd moeten worden of zelfs vervolgd. De moderne wereld is juist gebaseerd op de verwerping van elk bijbels gezag en trouwens ook van dat van de grote teksten uit de antieke Oudheid. Modern zijn betekent immers het juk van elke traditionele autoriteit van zich te hebben afgeschud, zelfs die van een heilig boek. Daarvoor in de plaats is een nooit aflatende stroom van boeken gekomen in een steeds hernieuwde poging het leven te beschrijven en te ontcijferen; zowel menswetenschappen als romankunst zijn pas mogelijk én nodig geworden sinds maatgevende geschriften zijn weggevallen. In beide domeinen verschijnen teksten in bonte verscheidenheid, in het besef van de onvolledigheid en voorlopigheid van elk boek afzonderlijk - ook al is het de geheime wens van veel auteurs om toch ooit het alomvattende en definitieve boek te schrijven. Ironisch genoeg is de bevrijding van klassieke geschriften inmiddels opgevolgd door de bewustwording van de macht van teksten als zodanig over ons leven. Want de linguïstische, semiologische en narratologische wending die zich in de menswetenschappen heeft voorgedaan, houdt in dat ons spreken, denken en vertellen worden beheerst en gestuurd door onbewuste patronen en structuren zodat we eigenlijk in de ban zijn van taal, tekst en verhaal. Bestaat hierin misschien de triomf van onze schriftcentrische traditie, die zich al vroeg manifesteerde in het joodse respect voor de letters van het alfabet als de geheime sleutel tot de verborgen kennis van de wereld? Dat aldus het bewustzijn zou zijn gedomesticeerd door enkele millennia van ge- | |
[pagina 790]
| |
letterdheid? Maar dan zou de wereld van het boek niet zozeer onze rijkdom belichamen als wel onze gevangenis zijn! Wat blijft dan nog over van de creativiteit van het schrijvende en lezende individu? Verdient het aanbeveling weinig te lezen om gevrijwaard te blijven van de steelse invloed van de teksten van anderen? Veel lezen leidt misschien tot het napraten van ideeën van anderen en slechts tot boekenwijsheid, zoals ook Rousseau al signaleerde in zijn Emile.Ga naar eind3 Schopenhauer uitte eveneens zijn bedenkingen tegenover veel lezen, want men eigent zich via boeken de gedachten van anderen toe, zelfs ‘professoren in de filosofie’, maar ‘... echte denkers denken zelf’; de eersten hebben veel gelezen, ‘...omdat ze weinig eigen ideeën hadden’, daardoor hebben ze zich ‘dumm gelesen’.Ga naar eind4 Dat neemt niet weg dat Schopenhauer en anderen die hun wantrouwen tegenover boeken verwoordden - als eerste Plato -, zélf wel degelijk heel belezen waren! Zouden alleen genieën in staat zijn andermans gedachten te lezen zonder hun oorspronkelijkheid te verliezen? En lezen wij, die niet geniaal zijn, inderdaad zo veel om een gebrek aan eigen ideeën te compenseren? Dan berusten we er kennelijk niet in dat we niet meer precies weten wat we zélf hebben bedacht en wat we aan anderen hebben ontleend. De berg aan boeken om ons heen is dan een dubbelzinnig goed: hij wekt onze leeshonger, doet ons chronisch onwetend voelen en veroordeelt ons als schrijvers en lezers om slechts varianten en voetnoten voort te brengen bij een tekst die niet echt ‘van ons’ is. Dit laatste is voor ons, modernen, moeilijk te verteren omdat we erg overtuigd zijn van de eigen oorspronkelijkheid. Toch hebben lezen en schrijven juist ook bijgedragen tot de genese van het moderne individu, vooral dankzij de grote verbreiding van het boek sinds de boekdrukkunst. Lezen en schrijven zijn namelijk nogal afstandelijke en eenzelvige bezigheden, waarbij iemand zich ‘met een boekje in een hoekje’ over teksten buigt. Aanwijzing voor de tijdelijke afzondering die het intieme samenzijn van individu en boek vereist, is de mate waarin men in stilte leest, zonder de woorden uit te spreken of zelfs de lippen maar te bewegen. Deze terugtocht in de innerlijkheid heeft zich doorgezet in een proces dat eeuwen heeft geduurd en pas langzaam gemeengoed is geworden.Ga naar eind5 Terwijl boeken dus de vorming van het moderne individu hebben bevorderd, bieden ze tevens troost en tegenwicht tegen de mogelijke vereenzaming die er het gevolg van kan zijn. Daarom prijs ik me gelukkig - niet alleen op landerige zondagmiddagen -, dat ik een keur aan boeken heb verzameld die, als trouwe kameraden binnen handbereik, zelden teleurstellen. |
|